Hoe gaat het inmiddels met mijn goede voornemens? Ik ging toch beter leren schrijven dit jaar? Waarom merken jullie daar dan zo weinig van?
Het kwam, mijn leraar is Ilja Pfeijffer is veel te aardig voor mijn medecursist die haar opdrachten steeds veel te laat inlevert. Affijn, ik heb dus sinds de vorige keer ook heel lang moeten wachten, maar inmiddels ben ik toch echt wel een stapje verder. Want inmiddels kan ik ook een dialoog schrijven, waar je bij staat.
De tweede opdracht luidde:
Schrijf een dialoog. En met een dialoog bedoel ik een woordenwisseling tussen twee personen, weergegeven op de manier zoals je dat in een roman of in een verhaal zou doen (dus met directe rede tussen aanhalingstekens, met ‘zei hij, beaamde zij’, etc.; dit in tegenstelling tot een dialoog voor theater met sprekersaanduidingen in de kantlijn).
Het moet een pijnlijke dialoog zijn. Hoe naarder hoe beter. Ik zou suggereren om een gesprek weer te geven van de ik-figuur met zijn of haar vader (alles fictief uiteraard, maak je geen zorgen). Maar dat is maar een suggestie. Iets anders mag ook.
Het moet wederom kort. Ik zou zeggen 100/200 woorden.
Hier is wat ik inleverde:
“Houd uw mes gereed, vader,” sprak de jongen. “Ik heb mijn linnen hemd opengescheurd, opdat mijn borst gereed ligt voor uw slachtmes. De Heer is verbolgen en verlangt een offer. Schenk hem dat dan!”
“Ho even,” zei de man haastig. “Misschien dat Hij nog laat weten dat het toch niet hoeft.”
“Gij weet, vader,” onderbrak de jongen hem, “dat zulks geen pas geeft. Ik heb de takkenbossen per slot van rekening niet om niet de berg opgetorst.”
“Ik kan ook dat geitje daar nemen,” opperde de man.
De jongen siste tussen zijn tanden. “Hoewel gij uw Heer kunt dienen met het beste dat ge hebt, wilt ge Hem afschepen met een minderwaardige springbok?” Hij wees met beide handen op zijn onbehaarde borst.
Ja, ik geef toe, het is een beetje een trucje. Dat had de leraar ook door, mijn leraar is namelijk niet gek.”Ik ben mij ervan bewust dat je er met opzet voor heb gekozen om archaïserend te zijn in je stijl,” schreef hij.
Maar dat maakt het ook moeilijk om er iets van te zeggen. Ik bedoel bijvoorbeeld het volgende. De sprekersaanduidingen zijn nu: ‘sprak de jongen’, ‘zei de man haastig’, ‘onderbrak de jongen hem’, ‘opperde de man’. Die zijn stuk voor stuk oubollig. Ik zou waarschijnlijk zelf ervoor kiezen om bij de eerste twee keer te volstaan met ‘zei’ en de sprekersaanduiding in de twee laatste gevallen weg te laten. Maar omdat je archaïsch gaat lopen doen, is dat oubollige opeens functioneel en dan kan ik er niets van zeggen.
Dus nu moest ik mijn opdracht overdoen ‘in hededendaags Nederlands’: “Houd de situatie en de opbouw precies gelijk, maar situeer het in een kelderbox van een flat in de Bijlmer.” Hier is wat ik er nu van maakte.
“Bastard.” De jongen duwde zijn vader een boek onder zijn neus. “Can’t you see that the Lord wants you to sacrifice me? Hier, lees dan!”
Hoewel de man gelaten naar de bladzijde tuurde, zag hij niets. Hij liet het mes zakken. “Ik weet het niet, Isaac. Laten we geen overhaaste beslissingen nemen. Wat was dat ook weer met dat geitje?” “Nou, lekker. Don’t pretend to know these things better than the Bible, man.” Hij wees met beide handen op zijn onbehaarde borst.
Hopelijk vindt dat meer genade in de ogen van de meester.
Laat een reactie achter