“Wat dik!” Mijn toch zeer belezen collega D. schrok toen hij het boek zag dat ik hem cadeau wilde geven. “Wanneer moet ik dat lezen?” D. heeft weliswaar al lang een vaste baan en, sterker nog, het pensioen is al zo nabij dat hij echt nooit meer ontslagen kan worden en toch heeft hij het idee dat hij geen tijd mag verliezen. Hij moet artikelen schrijven! En artikelen lezen! En dat alles alleen in internationale toptijdschriften!
Hoe kan daar ooit een boek tussenkomen? Laat staan een dik boek?
Ik merk het ook aan de verontwaardigde reacties die ik soms krijg als ik hier over een boek schrijf dat niet over Nederlandse taalkunde gaat, maar over literaire theorie, of over een achttiende-eeuwse schrijver. Waarom doe ik dat? Dat is mijn vak toch niet? Waar bemoei ik me mee?
Maar als wij, die vrijgesteld zijn om ons leven te wijden aan nadenken over de wereld, aan lezen, aan schrijven, aan discussiëren, aan te proberen complexe zaken te doorgronden zonder meteen van de pen te hoeven leven – als zelfs wij geen tijd meer hebben om dikke boeken te lezen die niet over ons vak gaan, een vak dat we bovendien steeds strakker afbakenen, wie heeft die tijd dan nog wel?
Belastingbetaler
Ja, ik word door de belastingbetaler betaald om de klankstructuur van Nederlandse dialecten in kaart te brengen. De belastingbetaler heeft er recht op dat ik dit vlijtig doe, dat ik de vakliteratuur nauwkeurig bijhoud en zelf ook artikelen schrijf die in de komende tien jaar in totaal door zeven mensen gelezen gaan worden.
Ik doe mijn best. Maar mag die belastingbetaler ook verlangen dat ik meer dan de contractueel voorgeschreven 32,7 uur aan die kwestie besteed, om in dat specialisme een ‘internationale leider’ te worden (wat ik als je het specialisme maar precies genoeg definieert bij gebrek aan concurrentie natuurlijk allang kan zijn)? Heeft hij er eigenlijk niet meer aan als ik in de overige 135,3 uur in de week probeer wat andere complexe problemen te begrijpen?
Bizar
De samenleving is enorm ingewikkeld en er zijn nauwelijks mensen die bereid of in staat zijn om er serieus over na te denken. Iedereen, vooral ook buiten de academie, heeft het ’te druk’ met heel nauwkeurig afgebakende werkzaamheden.
Een grote groep mensen die wel zouden kunnen nadenken, de academici, wordt gedwongen of dwingt zichzelf om deel te nemen aan een bizarre strijd om ‘excellentie’ in een bepaald specialisme. En daardoor hebben ze ineens geen tijd meer om boeken te lezen over onderwerpen die ook maar een paar stapjes buiten hun eigen gebied liggen. Laat staan om over die onderwerpen te discussiëren.
In studentenvoorlichting voor geesteswetenschappelijke opleidingen, vertellen we scholieren vaak dat het heel voordelig is om een ‘generalistische’ opleiding te krijgen. Je kunt alle kanten op. De wereld heeft behoefte aan mensen die complexe zaken goed kunnen analyseren, en met een originele invalshoek kunnen bekijken. Dat zeggen we allemaal tegen die studenten.
Zondag
Maar degenen die dat leven dan ook zouden moeten leven, een vol, en rijk leven waarin in ieder geval een deel van de puzzels in ieder geval met een klein stukje verder naar de oplossing worden gebracht, laten zich bedelven door artikelen in A-journals over hun specialisme, door vergaderingen en door de regulaties van examencommissies. En zo komt niemand verder.
Kom, laten we vandaag allemaal alles aan de kant en dikke boeken lezen die niks met het vak te maken hebben, maar die wel gaan over de grote problemen van het leven! En laten we vanavond vrienden uitnodigen en het dan over die dikke boeken hebben!
janien zegt
Goeiemorgen! Mooi zondagochtendpleidooi. Heb het in mijn beroep van leraar secundair onderwijs altijd heel 'bevruchtend' gevonden van ook boeken te lezen en nascholing te volgen buiten mijn vak- (taal en literatuur) en werkgebied (lesgeven, opvoeden). Het gaf me telkens frisse inspiratie, en stimuleerde om 'het' eens anders aan te pakken, een 'nieuw elan', zeg maar. Verkwikkend.
Het doet me denken aan wat ik Bas Haring in het weekend op de radio hoorde bepleiten: zo nu en dan een onconventionele benadering van de wetenschapsbeoefening. In al haar fasen: de vraagstelling, de onderzoeksmethode, de presentatie van de resultaten. Uit zijn sprekende voorbeelden bleek dat die onconventionaliteit erg verrijkend was voor de onderzoeker er zijn collega's: er kwamen zelfs nieuwe ontdekkingen van, er groeide op zijn minst nieuw inzicht in hun specialisme. Maar u kent Bas Haring vast beter dan ik.
Marc van Oostendorp zegt
Dank u wel. Waar is dat stuk van Haring verschenen? Wanneer ik hem beter ken dan u, dan kent u hem overigens heel slecht. Tot mijn schande moet ik bekennen dat ik nog nooit een boek van hem gelezen heb. Dat zal ik goedmaken, maar vandaag niet, want ik geloof dat zijn boeken niet zo dik zijn.
Viorica Van der Roest zegt
Het (interessante!) essay van Bas Haring over onconventionele manieren om wetenschappelijke kennis te delen staat in Trouw van afgelopen zaterdag (22-3), in Letter & Geest, op p. 4 tot en met 8.