Door Marc van Oostendorp
Tien jaar geleden stelde Jan Kuitenbrouwer een onbarmhartige diagnose: taalkundigen leden volgens hem net als allerlei andere deskundigen aan een aandoening die hij meteen maar drie namen gaf in één stukje: canonangst, panisch pluralisme of pluralisme. In plaats van de hele tijd te roepen dat van alles en nog wat niet deugde! En fout was! En een schande! En onmiddellijk verboden moest worden!, constateerden ze alleen maar nuchter wat er gebeurde. Ze wilden geen rangordening meer aanbrengen tussen goed en fout, niet meer ‘relativeren’, zoals Kuitenbrouwer dat met een wat verwarrend woord noemde.
De taalkundige die sindsdien zijn best gedaan heeft om van zijn canonangst af te komen – iedere dag onder de douche hard roepen: ‘bah! wat een taalverloedering!’, sessies om met andere canonangstigen samen proberen zo overtuigend mogelijk de wenkbrauwen te fronsen –, staat een onaangename verrassing te wachten wanneer hij Eik bes leuk van Kuitenbrouwer openslaat.
Er is daarin nauwelijks sprake van taalkritiek; er worden allerlei taalverschijnselen besproken (het gebruik van wat in de auto is wat kapot, de wonderlijke teksten van het Nederlandstalige lied, het moderne gebruik van Engels), maar de schrijver neemt niet volmondig stelling tegen een en ander.
Wat is er gebeurd?
Is ook Kuitenbrouwer uiteindelijk gaan leiden aan de ziekte die hij tien jaar geleden diagnosticeerde? Er komt in het boek zelfs een serieuze taalkundige voor die hij met instemming citeert (Adele Goldberg). De enkele keer dat hij uit zijn slof schiet, is het gericht tegen anderen die taaltips willen geven.
Eik bes leuk is in de eerste plaats een opgeruimd boek, waarin veel te lachen valt, en waarin allerlei kleine observatietjes worden gedaan. Door het boek heen gestrooid staan bijvoorbeeld uitgeschreven gesprekjes tussen de duopresentatoren van een verzonnen radioprogramma:
– En welkom terug bij Eén Op Twee Van Drie Tot Vier Op Radio 5, tot voor kort van zes tot zeven op Radio 8, mijn naam is Tanja Boljé en naast mij zit zoals gebruikelijk Tjerk van den Nachgtkaerschemaecker, Tjerk, wat gaan we het komende uur doen?
– Een radioprogramma presenteren?
– Eh… ik bedoel, wat zijn de onderwerpen?
– Ah! We gaan het hebben over zelfhulpboeken!
Wat is er in de afgelopen tien jaar gebeurd? In een van de stukjes – Eik best leuk is een verzameling columns – schrijft Kuitenbrouwer zelf over een ontwikkeling die hij plaatst tussen 1960 en 2010. Naar aanleiding van rumoer over een artikel in Onze Taal waarin het verdwijnen van het lidwoord het werd aangekondigd (‘de meisje’), schrijft Kuitenbrouwer dat de directeur van het Meertens Instituut (“waar het cultuurrelativisme kennelijk ook zijn intrede gedaan heeft”, het woord relativeren heeft hier ineens zijn vertrouwde betekenis terug) een en ander toejuichte. En dat terwijl “de schrijvers” (wie dat ook mogen zijn) “ontzet” zouden hebben gereageerd: “Om duidelijk te maken hoe erg het zou zijn als de voorspelling van Onze Taal zou uitkomen, las een vooraanstaand romancier op televisie een stukje Gerard Reve voor, waarin hij alle het’s had vervangen door de’s . De studio huiverde. De horreur!”
Maar vervolgens kiest Kuitenbrouwer zelf geen standpunt in deze belangwekkende discussie. Canonangst? Pluralyse?
Tien jaar geleden leefden we in een andere tijd. Kuitenbrouwer schreef bijvoorbeeld nog in de Volkskrant, waarin je sowieso alleen over taal mag schrijven als dat gepaard gaat met enorm misbaar over de teloorgang van alles, terwijl hij tegenwoordig in verlichtere bladen schrijft als NRC Handelsblad en Onze Taal.
Maar wat denk ik vooral van belang is: tien jaar geleden was Paulien Cornelisse er nog niet. Zij heeft met haar bestsellers eigenhandig het genre van het taalboek radicaal een andere richting op getrokken, weg van het gezeur en gedrens en in de richting van de oprechte verbazing. Ze heeft een einde gemaakt aan de gedachte dat schrijven over taal hetzelfde is als tandenknarsen en je met rooddoorlopen ogen achter je toetsenbord kruipen. Ze heeft laten zien dat je ook onbekommerd kunt kijken.
Die onbekommerdheid blijkt te werken. Ook Kuitenbrouwer (die dat in zijn eigen bestseller Turbotaal ook wel had, maar het tien jaar geleden dreigde te verliezen) heeft ervan geprofiteerd, en kennelijk gaandeweg zijn bakens verzet. Hij eist niet meer op hoge toon dat we ons ‘correct’ uitdrukken, hij doet wat hij goed kan: luisteren.
Ik vind Eik bes leuk het beste taalboek dat hij schreef: grappig, scherp, en to the point.
Laat een reactie achter