Bron: NRC Handelsblad |
‘I’m all yours, Marie Claude’, zegt de schrijver M. ergens aan het begin van de roman Geachte heer M. van Herman Koch tegen zijn interviewster. “Hij weet dat vrouwen het leuk vinden wanneer je hun voornaam uitspreekt,” merkt de verteller dan op. “Niet te vaak, want dan wordt het al snel bezitterig, maar precies goed gedoseerd. Achteloos.”
Ja, die schrijver M. gaat die Marie Claude wel even inpakken, maar dat pakt natuurlijk allemaal verkeerd uit, en zonder dat hij het weet luidt dat interview juist uiteindelijk zijn ondergang in.
Namen zijn heel belangrijk in Geachte heer M., zoals de titel natuurlijk al zegt. Bijvoorbeeld noemen de hoofdpersonen elkaar lustig de hele tijd bij hun naam: “Miriam, wat is er?”, “Zeg het maar, Lodewijk”, “Hallo, mevrouw Posthuma?”
Herman
‘Hou toch eens je kop met je ge-Miriam de hele tijd’, roept een van hen, een buitenstaander die een keer mee mag met het groep, op een bepaald moment zelfs getergd uit.
Het lijkt me een teken van de kwaliteit van de vaderlandse kritiek dat die initialen van de schrijvers meteen worden herleid tot Mulisch en Nooteboom, en dat vervolgens ‘onbegrijpelijk’ wordt genoemd dat hij zo tekeer gaat tegen die collega’s. Maar dit terzijde.
Laat een reactie achter