Door Marc van Oostendorp
Ik hoorde het de afgelopen weken van van twee onafhankelijke bronnen, dus het is op zijn minst een zorgwekkend gerucht: het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis overweegt te stoppen met de BNTL, de Bibliografie voor de Nederlandse Taal- en Letterkunde.
Misschien hebben eerstejaarsstudenten Nederlands tegenwoordig een beter gevoel voor humor, maar er zijn tijden geweest dat ze een grapje maakten over die BNTL, die je toen moest raadplegen uit de grote blauwe banden in de Universiteitsbibliotheek. Er werd in Leiden een propedeusevak gegeven dat Basisapparaat heette, en dat je vertrouwd moest maken met de onderzoeksinstrumenten van het vak: hoe kon je snel vinden wat je wilde weten? Het grapje was dat je als je op iedere tentamenvraag voor dat vak ‘BNTL’ antwoordde, vanzelf een voldoende kreeg.
Gouden tijden, wat u zegt. Waar is de humor op heden gebleven, dat vraag ik u af. Maar het waren ook tijden waarin aan dit soort onderzoeksinstrumenten nog kon worden gewerkt.
De BNTL verschijnt alweer sinds jaren via een speciale website. Nog steeds wordt zo een groot deel van de onderzoeksliteratuur op ons gebied ontsloten: je kunt er even makkelijk vinden wat er over Remco Campert geschreven is, als hoe er is gediscussieerd over verbogen voegwoorden.
Maar voor zulke vragen hebben we tegenwoordig toch Google? Dat is maar ten dele waar. Een heleboel wetenschappelijke artikelen zijn niet online beschikbaar, en wanneer ze dat wel zijn, zijn ze lastig uit te vissen tussen alle andere treffers die ‘Remco Campert’ genereert.
De redenen waarom het Huygens de BNTL zou willen afstoten, zijn niet helemaal duidelijk. Maar het is niet moeilijk om te raden. Er moet gereorganiseerd worden. Het Huygens Instituut is een KNAW-instituut en moet daarom excellent zijn, en internationaal, en dat alles wordt je niet door onderzoeksinstrumenten te bouwen.
Dat alles gaat er dus misschien toe leiden dat een oud instituut binnenkort gesloten gaat worden. Niet grappig, wat u zegt. Laten we de vinger aan de pols houden.
Miet Ooms zegt
BNTL, dat roept bij mij herinneringen op van een mondeling examen in Leuven (vak 'Methodologie van de Germaanse filologie'), waarbij je een fiche moest trekken, de juiste blauwe band ging halen in het rek in het kantoor van de prof, en die gewoon open liet vallen. Aangezien al zoveel studenten voor je ooit dezelfde vraag getrokken hadden, viel het boek meestal wel op de juiste pagina open. π Maar de BNTL is ook de plek waar we met het bestuur van de VLDN (Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde) ooit beslisten er al onze publicaties digitaal onder te brengen. Meer dan dertig jaar artikelen over Limburgse (BE + NL) dialect- en naamkunde dus, nergens anders te vinden dan op de enkele papieren exemplaren in ons eigen archiefje. En zo zijn er nog veel meer schatten te vinden in die BNTL. Kan de Taalunie hier niets ondernemen?