Wat is de woordsoort van rijke in de rijke of rare in het rare van deze situatie? Zijn dat zelfstandig naamwoorden zoals rijkaard en snuiter, of bijvoeglijk naamwoorden zoals rijke en rare?
Daarover gaat, onder andere, een nieuw artikel van de taalkundigen Louise McNally en Henriëtte de Swart. Dat artikel behandelt een lastig detail van de zinsontleding en staat vol met allerlei mooie kleine observaties (voor een deel nieuw, voor een deel gebaseerd op het werk van Ellen-Petra Kester).
Zo kun je op het eerste gezicht vrij gemakkelijk vaststellen dat rijke een zelfstandig naamwoord is, bijvoorbeeld aan de hand van de volgende constructie:
– Die rare rijke
Bij rijke kan kennelijk een bijvoeglijk naamwoord staan, en dus moet het wel een zelfstandig naamwoord zijn: bijvoeglijk naamwoorden worden alleen vergezeld van een bijwoord.
Die bewering kan alleen nogal gemakkelijk ontkracht worden doordat je juist ook bijwoorden kunt toevoegen, en het woord ook in een vergrotende of overtreffende trap kunt plaatsen:
- De zeer rijken lijden nauwelijks onder de crisis.
- De beste van de klas is blijven zitten.
Die rare rijke moet je dan vermoedelijk zien als een opeenvolging van bijvoeglijk naamwoorden (zoals in die rare rijke snuiter). Waar de meervoudsuitgang in rijken vandaan komt, die natuurlijk juist wijst op een status van zelfstandig naamwoord, zeggen McNally en De Swart niet – misschien zegt Kester er wel iets over maar dat kon ik zo snel niet vinden.
Nog nieuwer zijn geloof ik de observaties over het rare. Het gaat dan niet meer om een persoon, maar om een bepaalde onafgebakende hoeveelheid van iets (in dit geval een hoeveelheid rarigheid). Dan kunnen weliswaar sommige bijvoeglijk naamwoorden alleen in de bijwoordvorm gebruikt worden, wat wijst op bijvoeglijknaamwoordschap:
- Het recent besprokene (niet: het recente besprokene)
- Het moreel goede (niet: het morele goede)
Maar bij andere woorden hebben we juist een duidelijke voorkeur voor de verbogen vorm:
- Het enige bijzondere in Pisa is de toren en het is daar enorm toeristisch, dus wellicht dat je liever toch een andere stad bezoekt? (niet: het enig bijzondere)
- Een blog over eten, drinken, genieten, muziek, films, voetbal en al het andere leuke in het leven! (niet: het ander leuke)
Het verschil heeft iets te maken met de relatie tussen het bijwoord/bijvoeglijk naamwoord en het bijvoeglijk/zelfstandig naamwoord: in het recent besprokene neem je als het ware al het besprokene uit de geschiedenis der mensheid in overweging en neemt daar een deelverzameling uit, namelijk hetgene dat recent besproken is. Zo ook bij het moreel goede: neem al het goede op de wereld en daarvan het deel dat specifiek moreel goed is. Zo is die relatie bij het enige bijzondere of het andere leuke niet: je neemt niet alles in beschouwing dat bijzonder is in Pisa en daarvan het enige, of al hetgene dat leuk is en daarvan het andere.
De verklaring die McNally en De Swart geven waarom dat in het ene geval een uitgangs-e onmogelijk maakt en in het andere geval juist bijna verplicht, is heel technisch en een reden te meer om te wanhopen wanneer je als anderstalige probeert perfect Nederlands te leren.
Er is één punt waarop de auteurs volgens mij niet precies genoeg zijn. Als argument tegen het idee dat blinde een zelfstandig naamwoord is, zeggen ze dat het geen verkleinwoord kan hebben: je kunt van een ziener een zienertje maken, maar van een blinde geen blindetje. Het probleem met dat argument is dat woorden die op de of te eindigen altijd moeilijk een verkleinwoordsvorm aannemen: een boetetje of een schadetje zijn ook hoogst dubieuze woorden, terwijl boete en schade bona fide zelfstandig naamwoorden zijn die nog nooit op enig ongepast bijvoeglijknaamwoordengedrag zijn betrapt.
Mient Adema zegt
Je kunt voor elke taalpraktijk wel een smoes of een overtuigende verklaring vinden, maar ik houd het er maar op dat tal van (onderling sterk verschillende) invloeden een rol spelen en dat de argumenten om iets toe te laten of juist niet in de tijd kunnen veranderen. Wie garandeert mij bijvoorbeeld dat we over een eeuw niet over een boetje spreken of een schaadje, als we een kleine boete of schade bedoelen? En wat zou er mis zijn met een blindje of een blindetje, als we een klein(e) persoon bedoelen die blind is?
Op dit moment zie ik wel een verschil tussen een echt blinde en een echte blinde, waar blinde resp. een bijvoeglijk naamwoord en zelfstandig naamwoord is of zou kunnen zijn. De vorm van echt (echt dan wel echte) ontstaat in ons achterhoofd doordat we de kwalificatie blind als grammaticaal kenmerk dan wel aanhangsel zien. We bedoelen iemand die echt blind is (we praten niet over zijn bestaan als zodanig) of we leggen de nadruk op het feit dat deze blinde persoon niet kan kijken (in tegenstelling tot iemand die op het toneel net doet alsof).
Ontleding is mede ontstaan doordat woorden van de ene woordsoort naar de andere springen. Dat probleem hebben we hier bij de sprong van adjectief naar substantief, maar in principe is elke sprong denkbaar.
Ach, wat maakt het eigenlijk uit of iets een bijwoord of een bijvoeglijk naamwoord is, we geven het een naam en bedoelen ermee dat het woordverband in een zin of stuk tekst helder wordt. En wordt het dat ooit? 🙂
RHCdG zegt
het is een rustige rustige
het is een heldere snaar
(Lucebert)
wim mattens zegt
Vanuit mijn verblijf aan de costa calida in Spanje een korte reactie op bovenstaande bijdrage van collega Oostendorp. Ik beschik hier niet over de nodige wetenschappelijke controlemiddelen, zodat ik mij louter moet baseren op kennis uit mijn geheugen. Vandaar het nodige voorbehoud.
Zieke kan in tegenstelling tot schade en boete m.i. niet gediminueerd worden, omdat de e een flexie-element is. Flexie sluit in principe diminuering uit. In Vlaanderen spreekt men van een nieuwsje: voor mij een onaanvaardbare vorm, omdat de s in nieuws In Nederland althans blijkbaar nog als een flexie-element bij het adjectief nieuw geïnterpreteerd wordt. Bepaalde adjectieven kunnen – zonder flexie-element – gediminueerd worden: nieuwtje, groentje, blauwtje, geeltje, in principe lijkt mij beigetje en rozetje ook mogelijk.
Persoonlijk blijf ik naast het adjectief en het substantief de categorie gesubstantiveerd adjectief onderscheiden. Een dergelijk adjectief kan vanwege het flexie-element niet gediminueerd worden, kan niet als indifferentialis (zie mijn bijdragen in dec.-febr. van Neder-L) gebruikt worden: hij is *zieke en moet daarom als eerste lid van een compositum altijd de vorm pluralis hebben: blindenstok, doventolk, ziekenbezoek. M.i. voldoende verschillen met het adjectief en het substantief om het als een afzonderlijke categorie te beschouwen.
wim mattens zegt
Gelieve in mijn opmerking r. 2 "Oostendorp" te lezen als "Van Oostendorp" en r. 11 "lijkt" als "lijken".