Een vrolijk boek is het niet, de biografie die Wiel Kusters schreef over Kees Fens. Melancholiek is het eerder, op het zorgelijke af. Fens was een man die in de loop van zijn carrière zo’n beetje alles wat hij liefhad, ten onder zag gaan. Critici kregen steeds minder aanzien en deden er door de commercialisering van het boekenvak ook steeds minder toe. De kranten werden wel dikker, maar ook steeds oppervlakkiger. De universitaire opleiding Nederlands werd opgegeten door bedrijfscommunicatie. De mensen liepen weg van de katholieke kerk, en aan het eind van zijn leven kreeg Fens ook de eerste berichten mee over de schandalen waar de kerk nu mee kampt.
Het begint al met de titel: Mijn versnipperd bestaan. In ieder geval aan het eind van zijn leven had Fens het idee dat hij zijn leven en werk te veel in krantenstukjes had opgedeeld. Een groot werk – of zelfs maar één boek dat niet vooral uit eerder in de krant verschenen stukken bestond – heeft hij uiteindelijk inderdaad niet geschreven.
Het lijkt er ook niet op dat Fens nu zo actief tegen die versnippering streed.
Uit Kusters’ boek krijg je de indruk dat hij ook in de laatste jaren van zijn leven er vooral voor streed om zijn plek in de Volkskrant te consolideren. Voor allerlei bijlagen wilde hij schrijven – van de boekenbijlage tot de sportbijlage, van cultuur tot en met reizen –, als hij als ‘dinosaurus’ maar liefst meerdere keren per week in de krant kon blijven staan. De eredoctor aan de Universiteit, de hoogleraar in Nijmegen, was uiteindelijk toch vooral een journalist.
Reisverslagen
Dit was misschien wel de paradox van Fens’ leven: dat hij zich zijn leven lang als criticus bekommerd heeft om het verval van allerlei waarden en tradities uit de westerse cultuur, en dat hij tegelijkertijd deel uitmaakte van dat verval. Net als wij allemaal.
Dat blijkt op een subtiele manier uit Kusters’ boek. Wanneer Fens naar Nijmegen vertrekt, is hij nog zeer verontrust wanneer hij merkt dat een vriend en collega-hoogleraar daar net bij zijn vrouw weg is. Enkele jaren later heeft hij zelf een buitenechtelijke relatie. Hij vindt reisverslagen onnozel, maar maakt ze na zijn pensioen wel graag voor de krant. Hij vestigt zijn naam als bespreker van obscure boeken, maar maakt uiteindelijk nooit zelf een grote, veelomvattende studie.
Katholiek
Sterker nog, het is de andere, de positieve kant van dat ‘verval’ waarvan Fens in zijn leven geprofiteerd heeft. Die andere kant is de democratisering, de openstelling van het onderwijs voor grotere groepen geweest. In de tijd dat de katholieke kerk nog recht overeind stond en de schrijvers nog bibberden als een literair criticus voorbij kwam lopen, had een jongen uit de Amsterdamse wijk De Baarsjes niet tot zo’n gezaghebbend intellectueel kunnen worden, had een auteur van krantenstukjes geen hoogleraar Nederlandse Letterkunde kunnen worden.
Fens was net zo goed een product van zijn tijd als iemand die zich ertegen verzette.
Mijn versnipperd bestaan is daarmee behalve een biografie ook een bespiegeling over het literaire klimaat in Nederland na de Tweede Wereldoorlog door een schrijver die enkele achtergrondkenmerken met Fens lijkt te delen – Wiel Kusters is afkomstig uit een niet-academisch, katholiek milieu, behalve academicus ook schrijver.
Huidproblemen
Het is als zodanig ook interessanter dan als biografie, want een vreselijk opwindend leven had de lezer Kees Fens nu ook weer niet. Een verhuizing van Zandvoort naar Amsterdam was er zo’n beetje het hoogtepunt van. Bovendien heeft Kusters soms vreemde scrupules. Iedere keer als het onderwerp geld aan de orde komt, treedt hij even als ‘de biograaf’ naar voren om zich voor zoiets ordinairs te verontschuldigen; maar op de huidproblemen die Fens had (en die mij eigenlijk minder belangrijk lijken) gaat hij zonder scrupules in.
Maar als tijdsbeeld is Kusters’ boek intrigerend. De op het oog wat stijve en behoudzuchtige Fens blijkt dezelfde weg op te zijn gegaan als wij allemaal: die van de steeds verder gaande versnippering van de aandacht. En van het leven.
Laat een reactie achter