Over de spaties van Judith Herzberg
Door Marc van Oostendorp
Judith Herzberg is van onze dichters de meest klassieke. Ze weet af en toe het ideaal te bereiken: gedichten die op het eerste gezicht heel simpel en huiselijk lijken, maar bij nader inzien heel raadselachtig zijn en een groot gevoel uitdrukken. Gedichten die klinken als spreektaal, maar waar bij nader inzien iedere fractie van een lettergreep telt.
Het enige bezwaar tegen haar bundel 111 Hopla’s is de titel. Hopla is kennelijk de naam die Herzberg geeft aan het genre van het korte gedicht dat hier gebundeld is. Het doet natuurlijk denken aan copla, de naam van Spaanse volksgedichten, maar het klinkt vooral nogal naar pretentieloos plezierdicht: “Hopla! Daar is weer een gedichie!”
Ze doet haar werk daarmee tekort, vind ik. Ik ken geen subtieler gedicht van zes woorden in de Nederlandse taal dan ‘Na afloop’:
De cake is voor
de levenden.
Tweemaal twee jamben, waarvan de laatste volkomen klemtoonloos ten onder gaat; assonantie. Een kleine observatie die buiten Nederland nauwelijks begrepen zal worden omdat ze daar geen cake serveren op hetzelfde moment: dit gedicht is denk ik niet te vertalen in een andere taal. En een enorm verwarrend gevoel van droefenis, opluchting, vrolijkheid dat hier wordt opgeroepen.
Of neem dit gedicht (waarvan de aanleiding uit 2000 dankzij internet nooit meer vergeten wordt):
NA DE TREINRAMP BIJ BRÜHL
Totdat het jouw Jan was die in die trein zat
totdat er op het nieuws iets over kwam.
Dat was niet de bedoeling zei het noodlot
tot dat het jouw Jan overkwam.
Dit gedicht is bijna helemaal geschreven in bijzinnen en drukt daarmee de verwarring uit waarover ik eerder al eens een blog schreef. Een andere techniek die Herzberg in dit gedicht inzet, is de spatie. In de eerste plaats natuurlijk het verschil tussen over kwam in regel twee en overkwam in de laatste regel: die laatste regel wordt daarmee een in elkaar geschoven versie van de eerste twee (het begin van de eerste, het eind van de tweede).
Je kunt daarbij denken aan wat er met die treinen in Brühl gebeurde, ik doe dat in ieder geval: die werden ook in elkaar geschoven en uit elkaar getrokken.
Dat vestigt meteen de aandacht op een andere spatie: die in tot dat in de laatste regel; die spatie ontbreekt nu juist in de eerste en de tweede. Die spatie geeft geloof ik geen andere betekenis aan het woord (of de woordcombinatie); maar hij legt wel de nadruk anders, en hij vertraagt het tempo een beetje zodat het spatieloze overkwam aan het eind ineens veel harder aankomt. Als een echo van de klap die veertien jaar geleden aan mensen door het noodlot is uitgedeeld.
Judith Herzberg. 111 Hopla’s. Amsterdam: De Harmonie, 2014. Bestellen bij Athenaeum.
Laat een reactie achter