Soms droom ik dat ik de loterij win, mij terugtrek in de bergen, taalfilosoof word en mijn dagen wijd aan de Koning van Frankrijk. Sinds de Britse wijsgeer Bertrand Russell (1872-1970) over die man begon te praten, is de discussie onder semantici nooit opgehouden. Russell maakte zich druk over de zin:
(i) – De huidige Koning van Frankrijk is kaal.
Deze zin is duidelijk niet waar: hij beschrijft de werkelijkheid niet zoals wij hem kennen. Is hij daarmee onwaar? Niet als je denkt dat dit betekent dat je zou willen beweren ‘De huidige koning van Frankrijk is niet kaal’.
Voor Russell was dit een probleem, want hij meende dat iedere zin waar of onwaar moest zijn, maar inmiddels wordt daar anders over gedacht. De zin is niet zozeer waar of onwaar, hij is ongemakkelijk. Tegelijkertijd zijn er andere zinnen te bedenken over die goede beste man die wel degelijk onwaar zijn, bijvoorbeeld:
(ii)- Het hoofdartikel in de Telegraaf van vandaag gaat over de huidige Koning van Frankrijk.
Ik heb al eerder over dat verschil in Neder-L geschreven, maar gisteren las ik een nieuw artikel over de materie met een nieuw inzicht, althans, nieuw voor mij: het verschil tussen onwaar en ongemakkelijk wordt bepaald door waar de zin over gaat.
Volgens het artikel van de Duitse semantici Christian en Cornelia Ebert zijn zinnen ongemakkelijk wanneer ze over een niet-bestaande persoon gaan (of een niet-bestaand dier, of object, of gevoel, of abstract voorwerp, maar ik beperk me nu maar even tot de niet-bestaande mensen, want het is allemaal al ingewikkeld genoeg). Wanneer de niet-bestaande persoon wel genoemd wordt, maar de zin niet per sé over hem of haar gaat, is die zin onwaar.
Zin (i) hierboven gaat over de Koning en is dus ongemakkelijk, zin (ii) gaat over een wel degelijk bestaand hoofdartikel en is dus onwaar. Overigens gaat een zin niet per se altijd over het onderwerp van die zin. De volgende zin heeft de Koning als onderwerp maar gaat over een stoel die ik nu sta aan te wijzen en is daarom eerder onwaar dan ongemakkelijk:
(iii)- De huidige Koning van Frankrijk zit in die stoel daaro.
Ebert en Ebert wijzen er daarbij op dat de zin juist weer ongemakkelijk maakt als we een kleine ingreep plegen (hun voorbeeld is betreurenswaardigerwijs in het Duits, maar ik verbeter dat hier even):
(iv)- De huidige Koning van Frankrijk, die zit in die stoel daaro.
Ja, neem zinnen (iii) en (iv) even rustig tot je, en stel je erbij voor dat ik dus op een bepaalde stoel sta te wijzen. Volgens de Duitsers, en ook volgens mij, is zin (iii) duidelijk onwaar. Je kijkt naar de stoel, hij is leeg, en de zin die over die stoel gaat is dus onwaar. Maar door toevoeging van het woordje die gaat zin (iv) ineens weer wel over de Koning. Dat is nu eenmaal de functie van die constructie:
(v)- Louis, die leest dit weblog nooit meer.
Louis wordt eerst geïntroduceerd, en daarna wordt een mededeling gedaan die natuurlijk echt over hem gaat. En daarom is (iv) ineens niet meer zo duidelijk onwaar. Hij gaat over een niet-bestaande persoon en bevindt zich in de wereld van de fictie.
Laat een reactie achter