“Waarom”, vroeg mijn vrouw onlangs aan mij, “gebruiken jullie cho als voegwoord?” Ja, daar stond ik wel even van te kijken. Cho?
Jullie moeten weten dat mijn vrouw uit een of ander land komt waar heel veel niet-moedertaalsprekers wonen, en dat ze altijd op zoek is naar bewijzen dat het met de Nederlandse taal niet helemaal snor zit. Maar zo zout had ik het toch nog niet gegeten. Cho?
Ze was naar een bijeenkomst geweest, waar een vrouw dat de hele tijd had gezegd, om bijzinnen in te leiden. “Ik zei toen tegen haar cho je hebt dat toch al wel gedaan? En zij antwoordde cho ik heb daar niet aan gedacht.”
“Oh”, zei ik: “goh!“
“Maar dat is helemaal geen voegwoord, dat is iets anders!” Toen ik erover nadacht, wist ik toch ook niet zo goed wat er dan anders was. En de afgelopen weken begon me ineens ook op te vallen hoe vaak mensen dat goh gebruiken om een zin in te leiden, en dan vooral een bijzin.
Ik weet niet of er veel geschreven is over de syntaxis van goh, ik heb het in ieder geval niet kunnen vinden. (Meestal komt als ik zoiets schrijf Ronny Boogaart in het reactiepaneel vertellen dat Schönfeld of zo iemand er al iets over gezegd heeft, dus daar hoop ik nu weer op.) Het lijkt mij in ieder geval een soort tussenwerpsel dat je bijvoorkeur aan het begin van de zin gebruikt, een voorwerpsel dus eigenlijk:
– Goh, dat wist ik niet.
– Dat goh wist ik niet / Dat wist goh ik niet / Dat wist ik goh niet / Dat wist ik niet goh. [raar]
Hoofdzinnen
Al die vormen die ik hier als ‘raar’ markeer, kunnen alleen wanneer je iets raars doet met de zinsmelodie, iets dat je met komma’s zou weergeven, zodat je de zin in zekere zin in deelzinnen opbreekt. Het raarst is geloof ik Dat wist goh ik niet, waarin je werkwoord en onderwerp uit elkaar haalt; die zitten zo vast aan elkaar geketend dat je er niks tussen krijgt.
En het begon me ook ineens op te vallen hoeveel mensen goh inderdaad gebruiken aan het begin van een bijzin: daar mag het de zin dus wel ineens openbreken. “Ik dacht goh dat wist ik niet.” Mijn vrouw was het kennelijk niet eerder opgevallen dat mensen goh in hoofdzinnen gebruiken, alleen in bijzinnen. (Meestal komt als ik zoiets schrijft Ton van der Wouden in het reactiepaneel vertellen dat in het Corpus Gesproken Nederlands goh 3252 keer voorkomt, waarvan 1298 keer in hoofdzinnen, dus daar hoop ik nu weer op.)
Wonderlijk
De betekenis van verbazing zit er nog steeds in, en het kan alleen met bijzinnen die iets uitdrukken dat gezegd of gedacht is, maar er is ook iets vreemds mee aan de hand: waarom zeggen mensen daar goh? Het is toch niet de bedoeling om een letterlijke weergave te geven van wat er gezegd is, het is een soort verbazing. Je kunt het trouwens ook doen met hé: “Ik dacht hé dat wist ik niet”.
De woordjes hè en goh zijn met andere woorden signaalwoordjes die aangeven: nu komt er een zin die door de spreker als wonderlijk wordt beschouwd, ongeveer zoals of (ik vraag of hij komt) aanduidt dat de volgende een vraag is. Een verschil is vooralsnog dat hè en goh geen bijzinsvolgorde vereisen van de volgende zin – je zegt niet ik zeg goh ik dat niet wist –, maar anderszins zouden ze weleens op weg kunnen zijn voegwoorden te worden.
Wouter zegt
Ook vaak met 'van' erbij, zelfs in geschreven vorm op internet; google maar eens op "zei van goh" en "dacht van goh". ("Bedoelde u: "dacht van gogh"?")
HansH zegt
Van oorsprong gaat het om een aanroep van de Allerhoogste, net als Jee of Tjee.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik zie er nog niet meteen een voegwoord in, wel een 'discourse marker.' Ik denk dat jij eerder doelt op een 'quotatief,' een woordje dat een (soort van) directe rede aankondigt. Ook als je een zin begint met 'goh' is dat een signaal dat vanaf dat punt een soort van innerlijke stem begint. Mocht je aan het inventariseren slaan, ik denk dat 'tja' er dan ook bij hoort, en dat ook 'nou' wel zo gebruikt kan worden. En natuurlijk combinaties als 'ja hè,' 'hoor eens,' 'ja kijk.' Maar dat zal Ton van der Wouden je zometeen denk ik wel kunnen vertellen.
Gaston Dorren zegt
Het is me ook opgevallen – mijn vrouw gebruikt het bijvoorbeeld veel. Mijn indruk is dat het in veel gevallen een vraag in de directe reden inleidt:
'Ik vroeg haar goh heb je al eens aan yoga gedacht?'
Het kan geloof ik ook met 'van' erbij, zoals Wouter opmerkt:
'Hij vroeg me van goh zoek je iets speciaals?"
"Goh' doet me in dit soort zinnen eerder denken aan een vraagpartikel (zoals in ieder geval het Hongaars heeft, en ik meen nog veel meer talen) dan aan een voegwoord. Ik denk dat het wel is vóórtgekomen uit een verbazingstussenwerpsel, maar die verbazing is er intussen wel van af. Een zin als
'Sara vroeg me van goh zou je de boter even kunnen doorgeven'
klinkt me ook heel normaal in de oren.
Frank Beijen zegt
Interessante gedachte.
Reactie op de laatste alinea: ik snap niet zo goed waarom er een 'bijzinsvolgorde' nodig zou zijn om 'goh' en 'hé' tot voegwoord te verklaren.
Bij het voegwoord 'want' treedt bijvoorbeeld ook geen inversie op, want dat raar zou klinken.
Ton van der Wouden zegt
Inderdaad komt "goh" (in grote delen van taalgebied stemloos
gerealiseerd als "choh") van "God", net
als "jemineetje", "jeminee" enzovoort van "Jezus" komen, en net
zoals "duvels" en "drommels" en "verduiveld" alles met Zijn
aarts- en erfvijand te maken hebben.
Ik ben het eens met Peter-Arno dat we hier niet met een voegwoord
te maken hebben. Een echt voegwoord is het zeker niet:
na "echte" voegwoorden zoals "dat" en "voordat" en "als" krijg je
bijzinswoordvolgorde (alle werkwoorden achteraan) terwijl je hier
duidelijk ingebedde hoofdzinnen hebt met de persoonsvorm op de
tweede plaats ("Ik dacht goh dat wist ik niet." en niet "Ik dacht
goh dat ik niet wist."). En het is ook niet zo'n nevenschikkend
voegwoord als "want", want bij constructies met "want" kun je de
volgorde omdraaien (met een ander voegwoord) en dan houd je twee
hoofdzinnen over "we blijven thuis want het regent – het regent
dus we blijven thuis", terwijl je, als je dat met
die "goh"-zinnen probeert, ziet dat ze een zinsdeel zijn (lijdend
voorwerp): "Ik dacht van goh dat wist ik niet." – "goh dat wist
ik niet, dacht ik (toen)".
Deze ingebedde hoofdzinnen kunnen ingeleid worden door een
quotatiefmarkeerder "van", de tegenhanger van "dubbele punt
aanhalingsteken openen" in het schrift: "Ik dacht van goh dat
wist ik niet." – "Ik dacht: 'goh dat wist ik niet'."
Met PA denk ik ook aan een discourse-marker, een partikel dat het
gesprek organiseert. Dit "goh" aan het begin van een uiting lijkt
nogal op "hè" aan het begin (niet te verwarren met "hè" aan het
einde dat om instemming vraagt: "leuk hè?" "ja best leuk") dat
een emotioneel geladen uiting aankondigt: "hè wat gezellig; hè
wat is dat nou weer voor een stomme eindexamenvraag".
Wat de precieze betekenis van "goh" is, weet ik niet. Marc
suggereert verbazing (vakterm "miratief") maar ik heb eerder de
indruk dat het iets empatisch' is: spreker drukt uit dat hij
meevoelt, hetzij met de beschreven situatie of met de
toegesproken persoon. Iemand voor een scriptie?
Anoniem zegt
Dat heb ik nooit over nagedacht, maar in het Noors gebruiken we "herre gud!" en volgens mij heeft "omg!" dezelfde functie in het Engels.
Koen Sebregts zegt
Aan Tons zeer uitgebreide uiteenzetting kan ik alleen nog toevoegen dat ik in ZW Nederland (zeg van Leiden tot Rotterdam) de vorm 'joh' tegenwoordig vaker hoor dan 'goh' in dezelfde contexten.
Peter-Arno Coppen zegt
In de kern is het natuurlijk een instantie van modaliteit: het heeft iets te maken met verwachting (waarschijnlijkheid). Als je ergens 'cho' voor zet, dan geef je aan dat je op de een of andere manier iets anders had verwacht. Daarmee maak je jezelf ook kleiner, hetgeen als een beleefdheidsstrategie kan worden opgevat.
Maar een scriptie is altijd een goed idee.
Marc van Oostendorp zegt
Ja, dat is bij nadere analyse waarschijnlijk beter, om het als discourse marker te zien. Maar mijn vrouw is ook niet helemaal naïef en was er dus van overtuigd dat het een nieuw voegwoord was.
Peter-Arno Coppen zegt
De overeenkomst zou dan in die quotatieve functie zitten, dat het een zin aankondigt. Dat doet een voegwoord in principe ook.
Emile Geelen zegt
'Goh' aan het begin van een vraagzin lijkt mij vooral de functie van een excuus te hebben: sorry, maar… .Bijvoorbeeld in de zin van Gaston Dorren: 'Sara vroeg me van goh zou jij de boter even kunnen doorgeven?'
Lucas zegt
Ik zou hier denken aan wat Goffman (1978) een response cry noemt, logischerwijs kun je dat ook citeren. Aangezien dat soort cognitieve lexicale items volgens mij vrij standaard vooraan een uiting staan – zie ook 'oh' (Heritage 1894) – lijkt de positie van 'goh' vooraan een bijzin op die manier niet vreemd.
Wat betreft de betekenis, misschien een corpusje samenstellen. Genoeg interactieanalisten met een groot corpus (incl. ondergetekende) die ernaar kunnen zoeken. Mijn ervaring is dat intuïties daar nooit helemaal adequaat voor zijn namelijk.
Marc van Oostendorp zegt
Ik zou zeggen: graag!
Lucas zegt
Ik zou het graag doen, maar mijn begeleiders fluiten me vast terug. Aan 'oh' heb ik wel genoeg voorlopig.