Waarom kun je wel zeggen ‘Ada is naar het museum’? en niet ‘Ada is naar het raam’? Het is een van de bij mijn weten nooit eerder gestelde vragen die wordt opgeworpen in het nieuwe nummer van het tijdschrift Nederlandse Taalkunde.
De Nederlandse syntactici doen de laatste jaren iets wat heel nuttig is en tegelijkertijd voor zover ik kan zien uniek op de wereld, in ieder geval voor syntactici: ze praten met elkaar. Een keer per jaar discussiëren deskundigen op dat, in het buitenland vaak door enorme wetenschappelijke twisten verscheurde gebied over de grenzen van de eigen theoretische aannames heen tijdens de Dag van de Nederlandse Zinsbouw (de volgende is op 28 november in Utrecht). Dat levert altijd wel een nieuw pikant feitje op – of op zijn minst een vraag.
Vorig jaar was het voorzetselvoorwerp een van de onderwerpen van gesprek, en nu publiceert Nederlandse Taalkunde onder andere de bijdrage van Joost Zwarts over voorzetselvoorwerpen die een richting uitdrukken, zoals ‘naar het museum’.
Normaal gesproken drukt naar, in een zin als ‘wij vertrokken naar het museum’, twee dingen uit: er is sprake van een beweging, en het doel van de beweging is het museum. (In het laatste verschilt naar van uit in ‘We vertrokken uit het museum’ of via in ‘we vertrokken via het museum’: ook daar is sprake van beweging, maar is het museum de oorsprong of de route.) Zwarts laat zien dat je richtingvoorzetsels soms wel en soms niet met een koppelwerkwoord kunt gebruiken:
- Ada is naar het museum.
- De auto is naar een garage.
- Bob is naar Amsterdam.
- Zij is naar haar vader.
- Ada is naar het raam. [uitgesloten]
- De auto is naar het kruispunt. [uitgesloten]
- De hond is naar de boom. [uitgesloten]
- Zij is naar de hond. [uitgesloten]
Irina zegt
Ik weet niet hoe ik op Zwarts zelf reageren dus ik doe het maar hier.
Hij schrijft over dicht bij het station: "Intuïtief gesproken verkleint dicht de plaats die door bij het station wordt aangeduid." Maar voor mijn intuïtie is dat juist andersom: ons huidige huis is dicht bij het station, je hoeft niet met de bus, het is een klein kwartiertje lopen. Ons vorige huis was dichter bij het station, namelijk vlak bij het station: twee minuten rennen. Mijn vriendin woont bij het station: als je uit de trein stapt zie je het huis al. Woont ze dicht bij het station? Ja, natuurlijk, heel dicht bij het station zelfs. Maar "dicht bij het station" bestrijkt voor mij een veel groter gebied, alles op loopafstand, dan "bij het station" zonder meer.
Irina zegt
Hm, nog eentje: "In primaire predicatie is niet bij elke combinatie van figure
en locPP het neutrale werkwoord zijn mogelijk, maar is een positiewerkwoord (zoals staan, zitten, liggen) noodzakelijk, op basis van een complexe combinatie van factoren (zie bijvoorbeeld Lemmens 2002)."
Nu heb ik Lemmens 2002 niet gelezen (en daar kan ik ook niet makkelijk bij), maar gisteren nog zei ik tegen iemand "De boeken zijn al in de tas" toen ze op tafel naar de boeken zocht. Dus niet "zitten al in de tas". Het is misschien gewoner om speficieke plaats-werkwoorden te gebruiken, maar kennelijk niet absoluut noodzakelijk.
Irina zegt
Grr, en ik kan best "specifiek" spellen. Ik dacht al dat het gek aanvoelde om te typen.
Marc van Oostendorp zegt
Hm, interessant. Mijn eerste reactie was dat ik heel andere intuïties heb, maar nu ik die intuïties nog eens aan nadere inspectie onderwerp is hier inderdaad misschien iets aan de hand. 'Dicht bij het station liggen twee supermarkten': die kunnen best op enige loopafstand zijn. 'Bij het station liggen twee supermarkten': die moeten toch eigenlijk wel te zien zijn wanneer je het station uitstapt.
Gaston Dorren zegt
Marc is zo'n beetje de laatste persoon tussen Roodeschool en Duinkerke bij wie ik me voor een tikfout zou verontschuldigen. Ik zou ze nog eerder met opzet máken; een beetje zoals we in elk gesprek onze uitspraak aanpassen aan die van de ander.
Irina zegt
Haha, goed punt. Maar het was juist zo'n woord waarbij het verschil tussen een typfout, een spelfout en een taalfout niet meteen duidelijk is.
Mient Adema zegt
Je zou m.i. inderdaad verwachten dat "dicht bij het station" een kleinere afstand suggereert dan "bij het station", doordat "dicht bij" een kleinere afstand oproept dan de afstand die zonder "dicht" wordt opgeroepen: "dicht bij" verkleint immers de zaak, in tegenstelling tot "ver van" of "ruim op afstand gelegen van". Klinkt zo waar als een koe.
Maar door de mate waarin iets bij het station ligt extra te gaan accentueren dring je ook een vergelijking op met andere posities. Wat je niet doet als je die mate in het midden laat: bij het station.
In het geval van de supermarkt zijn er veel mogelijkheden: die ligt op 50 meter, 500 meter of zelfs 5000 meter van het station in een beetje stad.
Door nu op iemands vraag te antwoorden waar de dichtstbijzijnde supermarkt ligt, dat deze bij het station gesitueerd is, bedoel je dat het om de supermarkt gaat die op 50 meter van het station ligt, bij het station. Weliswaar was de andere (op 500 meter afstand) ook nog redelijk dicht bij het station, maar dat "dicht" moet dan gezien worden in relatie tot die supermarkten die niet meer aan dat criterium voldeden, zoals die Appie van 5 kilometer verder weg. Door met "dicht" de mogelijkheid van een overweging over afstanden te suggereren, laat je een licht in je antwoord toe, dat verdwijnt als je het gewoon meteen goed zegt: bij het station.
Michel zegt
Leuke observatie. Maar zijn dit voorzetselvoorwerpen en koppelwerkwoorden???
Joop Kiefte zegt
"Zij is naar de hond" is ook mogelijk, in het geval je een hond verschillende malen opzoekt vóór een aankoop of in een dierenziekenhuis bijvoorbeeld.
Marc van Oostendorp zegt
Ja, maar dan heb je weer precies het hierboven beschreven effect, denk ik: je kunt het dan ook zeggen op het moment dat 'zij' zich bij de hond bevindt, en het is duidelijk dat de hond een vaste bestemming is, zoals uit je beschrijving ook al blijkt. Ik denk dat je voor alle 'uitgesloten' zinnen zo'n context kunt bedenken.