Door Leonie Cornips
Een trotse vader mailt me met de vraag hoe zijn zoontje Jonas in de leeftijd van zeven maanden talig op te voeden. Zijn vraag leeft bij veel ouders van nu. Hij heeft een co-ouderschap met zijn ex-partner en Jonas brengt ongeveer eenderde van zijn tijd bij hem en de rest bij zijn moeder door. Nu wil de vader dolgraag dat Jonas het Twents leert en ook het liefst zo jong mogelijk. De vader schrijft me: ‘Zover ik de bevindingen van de huidige taalwetenschap goed begrijp, is er niets mis mee om een kind tweetalig op te voeden. Moeder spreekt goed Nederlands met Jonas, ik zou thuis kunnen overschakelen op het Twents. Mijn ex-partner komt ook uit een Twentstalige omgeving maar spreekt de taal niet actief, maar begrijpt deze wel.’ De vader weidt uit over de praktische problemen als Jonas een Twentstalige opvoeding mee zou krijgen: ‘In mijn sociale omgeving wordt het Twents niet meer vaak gebruikt. Mijn (schoon)familie is de belangrijkste uitzondering: met hen spreek ik wel Twents.’ Maar verder lezend in zijn e-mail, blijkt dat voor deze trotse vader het Twents niet zijn eerste taal is. Zijn ouders spraken het onderling, maar voedden hem in het Nederlands op. Pas toen hij op achtjarige leeftijd van basisschool wisselde en in een omgeving kwam waar al zijn vriendjes Twents spraken ‘pikte ik de taal in no-time op en sindsdien sprak ik het thuis met mijn ouders ook. Maar omdat ik het Twents nu eenmaal niet zo vaak (meer) spreek en deze pas later heb leren spreken, is mijn Nederlands verder en rijker ontwikkeld dan mijn Twents. Het ligt dus niet per se voor de hand om met mijn zoon Twents te spreken. Het is dus een wens om het Twents te gebruiken en niet een vereiste.’ De vraag die bij deze vader leeft is: ‘moet ik het wel ambiëren om Jonas in het Twents op te voeden? En zo ja, welke vorm kies ik daarvoor? Spreek ik altijd Twents met Jonas ook als er Nederlandstalige mensen aan het gesprek deelnemen, of spreek ik alleen Twents binnenshuis en Nederlands buitenhuis of spreek ik Nederlands met Jonas maar gebruik ik Twents bij speciale gelegenheden bijvoorbeeld tijdens het voorlezen of tijdens het eten?’
Een moeder stelt ook precies deze vragen tijdens het onlangs gehouden DRONGO festival in de centrale bibliotheek in Amsterdam. DRONGO is een indrukwekkend meertaligheidsfestival, georganiseerd door mijn collega Maaike Verrips, die ook directeur van De Taalstudio is. Tijdens het DRONGO festival beman ik een tijdje de zogenaamde expert-stand waar iedereen terecht kan met vragen over meertaligheid (zie ook de website: meertalig.nl). De moeder vertelt dat ze haar zeer jonge kinderen graag tweetalig wil opvoeden omdat tweetaligheid voordelen oplevert voor later. Maar kan ze wel Engels gebruiken hoewel zij die taal pas later geleerd heeft en in een schoolcontext? We komen erachter dat ze van huis uit Friestalig is maar zich niet realiseerde dat het spreken van Fries of dialect, naast het Nederlands iemand eveneens tot een tweetalige spreker maakt.
Vooral expat-ouders zoeken informatie op het DRONGO festival. Zoals de Portugees sprekende moeder uit Brazilië die in het Engels met haar man communiceert omdat hij van huis uit Duitstalig is. Zij spreekt Portugees en haar man Duits met hun kind. De dagelijkse oppas is degene die het Nederlands aan hun kind aanbiedt.
Mijn advies en die van mijn collega’s aan al deze ouders is om vooral in taal(en)/dialect(en) te spreken waarin ze zich comfortabel voelen en te zorgen dat hun kind een goed aanbod van Nederlands krijgt. Om ervoor te zorgen dat het kind ook de andere talen dan het Nederlands vast blijft houden en goed blijft spreken, zijn vooral spelende vriendjes van dezelfde leeftijd belangrijk. De vaders en moeders krijgen dus de raad om vooral andere families te zoeken met kinderen in dezelfde leeftijd die Portugees, Twents, Duits of wat dan ook spreken. Op die manier komt het met die meertaligheid en met het Nederlands wel helemaal goed.
Laat een reactie achter