Gehaast maakte Ilja Leonard Pfeijffer, de dichter met de lange manen en de poëtensnor, de romancier die ooit naar Genua fietste om daar in vrijwillige ballingschap te leven, de toneelschrijver van wie zojuist een fonkelend stuk in premiere was gegaan, gisterenavond een buiging. Hij wist van verlegenheid niet hoe snel hij van het toneel moest hollen.
Er was weinig reden voor die timiditeit, want voor zover ik kon peilen, had het publiek het stuk doorgemaakt zoals het bedoeld was. Het had vanaf het begin gelachen en waar de regieaanwijzingen zeiden dat het stil moest zijn, was het publiek ook stil.
Blauwdruk voor een nog beter leven, heet het nieuwe stuk dat Pfeijffer baseerde op Noel Cowards komedie Design for living van Noel Coward, maar waarin hij bijna evenveel Pirandello stopte.
Leven
Een vrouw, Hilde, heeft een relatie met een schilder, daarna met diens beste vriend de regisseur, en tot slot met de broer van die regisseur, een bankier. Ondertussen krijgen de schilder en de regisseur een relatie met elkaar en besluiten te proberen Hilde terug te halen om met zijn drieën in ‘een boerderijtje in Drente’ te gaan wonen. Ondertussen probeert de moeder van de regisseur en de bankier min of meer vruchteloos de zaken te beïnvloeden.
Waar bij Pirandello zes personages op zoek waren naar een auteur, zijn bij Pfeijffer de vijf personages vooral op zoek naar een regisseur: iemand die ze kan vertellen hoe ze moeten staan, hoe ze moeten huilen en door welke deur ze welk huis binnen moeten gaan. Iemand die ze uitlegt welke houding ze moeten aannemen in het leven.
Wisselende relaties
Veel van Pfeijffers proza gaat over een kernvraag van de ethiek: hoe moet je leven? Het is een onderwerp van Filosofie van de heuvel, zijn reisverslag van de fietstocht naar Genua; ook in romans als Het grote baggerboek en, vooral, Het ware leven (de titel zegt het al) proberen mensen min of meer wanhopig uit te vinden op die vraag. De oplossing wordt meestal gevonden in het aannemen van een bepaalde rol – de ‘hoogleraar’, de ‘baggeraar’, de ‘vrouw die zichzelf gaat ontdekken’, de ‘bohémien’ – en dan aan die rol proberen vast te houden. “Terwijl we meer dan ooit daadwerkelijk in staat zijn om ons eigen leven vorm te geven naar onze eigen dromen,” schrijft hij in het programmaboekje, “zijn er steeds meer mensen die worstelen met die vrijheid omdat juist door die vrijheid elke leidraad ontbreekt.”
De vraag – als je op ieder moment alles kan doen wat je wilt, wat moet je dan kiezen? – leent zich natuurlijk bij uitstek voor het toneel. In Blauwdruk verwijzen de verschillende acteurs regelmatig aan het gevoel dat ze in een toneelstuk zitten – zij het niet het toneelstuk van hun keuze, maar een stuk waarin het niet altijd duidelijk is welke rol ze precies moeten spelen, met al die steeds maar wisselende onderlinge relaties.
Malle fratsen
Pfeijffer spitst de kwestie in Blauwdruk vooral toe op een modern kunstenaarsdilemma: moet je ‘authentiek’ zijn? Of moet je ook als kunstenaar ondernemer zijn en je daarom aanpassen aan de vragen van het publiek? En als dat zo is, kun je dan uiteindelijk niet beter maar meteen bankier worden en zo in het ‘ware leven’ staan, zoals Ernst aan het eind beweert?
Zelf heeft hij de paradox geloof ik opgelost door hem te omarmen. Hij heeft inmiddels zichzelf tot zijn handelsmerk gemaakt en speelt al enkele decennia met overgave de romantische poeta doctus te die hij is. De man die dingen durft die wij niet durven, zoals op de fiets naar Genua gaan en daar nachten doorhalen met andere kunstzinnige types (ik zeg maar wat). De man die het wat grijze publiek van de Koninklijke Schouwburg met veel aplomb een ingewikkeld literair spel durft voor te schotelen, waar het nog met smaak op reageert ook. En de man die dan besmuikt het podium oploopt alsof hij bang is dat zijn moeder hem zal berispen om zoveel malle fratsen.
hans zegt
Dank voor je recensie. Lezen werkt. Ik ga nu ook.