door Gert de Jager
Het doet denken aan dit gedicht:
Zeer vrij naar het Chinees
de zon komt op. de zon gaat onder.
langzaam telt de oude boer zijn kloten.
En daarmee automatisch aan dit gedicht:
Zeer vrij naar het Chinees
De zon gaat op, de zon gaat onder.
Wat doet die boer nou toch weer?
Maar ook aan dit gedicht:
De uitvinding van de romantiek
De zon gaat onder.
Ik voel me bijzonder.
Maar natuurlijk net zo goed aan dit gedicht:
visser van ma yuan
onder wolken vogels varen
onder golven vliegen vissen
maar daartussen rust de visser
golven worden hoge wolken
wolken worden hoge golven
maar intussen rust de visser
Dat mij dan weer doet denken aan dit gedicht:
Zet het blauw
van de zee
tegen het
blauw van de
de hemel veeg
er het wit
van een zeil
in en de
wind steekt op
Maar het meest doet het denken aan dit gedicht:
Een oude boer zont zijn rug
De oude boer van honderd jaar werkt niet meer op het land,
De laatste vreugde van zijn leven is zijn rug te zonnen.
Bijwijlen vangt hij nog een luis en krabt zich op zijn kop,
Hij kijkt de ganzen na en valt in slaap tegen de schutting.
Vier regels van de Chinese dichter Li Qi die leefde van 690 tot 751. Hoogtijdagen van de Tang-dynastie die tegelijkertijd hoogtijdagen van de poëzie waren. Dankzij Idema’s Spiegel van de klassieke Chinese poëzie maakten ze hun entree in het Nederlands en daarmee misschien niet in de Nederlandse literatuur, maar wel in iets wat je het Nederlandse literaire systeem zou kunnen noemen. Hebben ze Buddingh’ beïnvloed? Zijn gedichtje verscheen in 1971, de Spiegel is uit 1991. Misschien heeft Buddingh’ een Engelse vertaling gelezen, maar echt noodzakelijk lijkt het me niet.
Li Qi’s versie stond gisteren op de poëziekalender van Van Oorschot. De Spiegel van Idema telt rond de 650 dichtbedrukte bladzijden waarvan er voor sommige dichters tientallen zijn ingeruimd. Van Li Qi vond Idema alleen deze vier regels de moeite waard, hoewel er ook van hem meer is overgeleverd.
En zo wordt het mooi oosters allemaal: vier regels onderaan bladzijde 273, een kalenderblaadje in november en een semi-anonieme – Li Qi – krabbelaar.
De klassieke gedichten van resp. Buddingh’, Waskowsky, ter Haar, Lucebert en Hussem zijn in veel bloemlezingen te vinden, op visser van ma yuan na in ieder geval in De Dikke Komrij.
Terzijde de notulist zegt
Leuke associaties. Bij dat gedicht van Lucebert moet ik altijd denken aan 'Melopee' van Van Ostaijen. Goede kalender!