Door Marc van Oostendorp
Ergens, diep in de krochten van het internet, staat het verzameld werk van Joost van den Vondel (1587-1679) elektronisch stof te verzamelen. In de jaren twintig van de vorige eeuw is zijn verzameld werk voor het laatst in een publiekseditie uitgegeven. Volgens de neerlandica Agnes Sneller is het werk inmiddels echter “zo goed als onbereikbaar”: “Je moet wel erg nieuwsgierig zijn naar ‘de prins onzer dichters’, wil je die boekdelen werkelijk gaan lezen. (…) In bibliotheken rusten de werken van de grote meester in stoffige kasten.”
Of het Snellers bedoeling is om mensen Vondel weer uit die kasten te laten halen, weet ik niet zeker. Ze zegt het in ieder geval niet expliciet in haar boekje De Gouden Eeuw in gedichten van Joost van den Vondel (1587-1679). Althans, het is duidelijk wel haar bedoeling om de moderne lezer wat meer van Vondel te laten vatten, maar ze heeft er kennelijk een hard hoofd in. “Om de poëzie van Vondel te kunnen genieten,” schrijft ze, “moeten lezers zich gaan verdiepen in een soort Nederlands dat zonder tal van verklaringen van taalhistorici nauwelijks meer te begrijpen is.”
Ze schrijft dat op de allereerste pagina van haar boek. Dat zal weinig lezers tot grote geestdrift aanzetten. (Les één van het populariseren: begin niet op bladzijde 1 te vertellen dat het allemaal heel moeilijk is en alleen voor specialisten te begrijpen.)
Ruimdenkender
Het is jammer, want De Gouden Eeuw is een aardig boekje, al is het meer een inleiding op Amsterdam van de Gouden Eeuw dan op deze beroemde inwoner. Van Vondels werk wordt slechts hier en daar een omgespeld fragment aangehaald van hooguit een paar regels, vaak uit klassiekers, en voorzien van voetnoten.
Het blijft een beetje aanvoelen alsof Sneller bang is haar lezers weg te jagen met al die vreselijk moeilijke materie. Terwijl ze tegelijkertijd af en toe niet terugdeinst voor modern jargon. (Ze gebruikt een paar keer het woord ‘focaliseren’, dat nu ook niet echt omgangstaal is.) Het lijkt mij een betreurenswaardig misverstand: dat de teksten die je als historisch letterkundige bestudeert misschien wel heel interessant zijn, maar eigenlijk niet te genieten en zeker niet zonder indrukwekkende specialistische kennis.
Sneller vertelt daarom van alles om die specialistische kennis heen over het leven in de zeventiende eeuw: over Vondels ideeën over het huwelijk bijvoorbeeld, waarbij Sneller aardig laat zien dat er in dat gelegenheidswerk ook ruimte was voor wat ruimdenkender ideeën als dat de man de baas was of dat het er in de eerste plaats om ging kinderen te krijgen. Maar ook over het bestuur van Amsterdam, de gecompliceerde rol van de Oranjes in de Nederlandse politiek en het literaire leven.
Dat mensen ineens uit alle macht het stof van Vondels verzameld werk gaan blazen nadat ze Snellers boekje gelezen hebben, lijkt me onwaarschijnlijk. Maar ze gaan misschien wel anders door Amsterdam lopen en beseffen dan misschien in de Warmoesstraat ineens wel dat daar een man heeft gewoond die een enorm oeuvre bij elkaar heeft gedicht, met op zijn minst memorabele regels.
Kees Thomassen zegt
Over het algemeen niets dan lof voor de vele stukken van Marc van Oostendorp op Neder-L. Maar ik vind het wat merkwaardig dat juist hij over een via het onvolprezen DBNL bereikbare tekst schrijft dat het iets betreft "diep in de krochten van het internet". En dat bovendien kort nadat het DBNL een – hopelijk definitief – plekje gevonden heeft bij de KB.
Marc van Oostendorp zegt
Dank u wel voor het compliment! Ik bevind mijzelf al inmiddels zo'n twintig jaar in de krochten van het internet, en voel me er heel wel! Uw hoop dat de DBNL de kans houdt binnen de KB te blijven groeien deel ik, natuurlijk.