Een jaar of vijftien geleden had ik een heel fraai sluitende theorie, die moest verklaren waarom er in Nederland wél films, popliedjes en stripverhalen in het dialect gemaakt werden en in Vlaanderen niet. Waar het noorden Wilde mossels, Skik en Haagse Harry had, kon je in het zuiden geen cd’tje persen en geen pagina drukken zonder je verdiept te hebben in de regelen van het Algemeen Beschaafd Nederlands.
Inmiddels is de situatie bijna andersom. Bijvoorbeeld in de muziek. Eind vorig jaar maakte ik met mijn (Vlaamse) collega Erik Dams vorig jaar voor onze nieuwsbrief Taalpost wat leuke nieuwe dialectliedjes bij elkaar wilden zoeken, bleek het veel gemakkelijker om Vlaamse dan om Nederlandse liedjes te vinden. In Nederland is er vooral een oude garde – mensen als Daniel Lohues en Jack Poels, die er vijftien jaar geleden ook al waren – terwijl het in Vlaanderen borrelt van de relatief jonge groepen.
Dat alles bevestigt mogelijk mijn theorie.
Ze luidde namelijk dat in Nederland het dialectverlies al veel verder was voortgeschreden dan in Vlaanderen. En wat verdwijnt, wordt kostbaar. Het soort mensen dat muziek en stripboeken maakt, is meestal wat hoger geschoold, woont vaak in de steden, en begint zich pas om het dialect te bekommeren als het verdwijnt. Een dialectrenaissance is pas mogelijk als het dialect niet meer overal te horen is.
Inmiddels heeft dat verlies kennelijk ook Vlaanderen bereikt. Zelfs West-Vlaanderen, een van de streken in ons taalgebied waar de streektaal het meest resistent is, heeft een bloeiende cultuur van nostalgie. Met een band als Het zesde metaal bijvoorbeeld (overigens al opgericht in 2005):
Zurkeltrutte
Ook een jonge en getalenteerde West-Vlaamse schrijver Ann De Craemer (1981) heeft zich tot het West-Vlaams bekend. Althans, tot haar literaire werk is het voor zover ik kan zien nog niet doorgedrongen; in haar vorig jaar verschenen roman Kwikzilver zeggen mensen volkomen standaardtalige zinnen als ‘Allez, moeder, het is te hopen dat je goed slaapt’.
Maar bij de West-Vlaamse uitgever Bibliodroom gaf ze nu ook een Craemers West-Vlaams Vergeetwoordenboek uit, waarin ze enkele honderden West-Vlaamse woorden van eigen keuze in het Nederlands vertaalt, van akkelgoaten (‘verwikkelingen’) tot zurkeltrutte (‘onnozele vrouw’).
Tikkende tijd
Dialectwoordenboeken zijn vaak nostalgie in handzame lijstjes: de vergeten woorden verwijzen naar de boerderij en het boerenleven (hoe heette een eg zonder wielen? hoe noemde men ook weer de markt die altijd op de derde vrijdag in maart gehouden werd?), maar De Craemer moet daar weinig van hebben. Het gaat haar meer om woorden die mooi of grappig klinken (roetelpetjoe, ‘een slordig persoon’, hennekapelle ‘vlinder’) of die zaken beschrijven waarvoor de standaardtaal vergeten is een aanduiding te bedenken (nieuwloktig, ‘graag iets nieuws proberen’, slammeur, ‘een werk dat te lang duurt en daardoor gaat vervelen’).
“Dit vergeetwoordenboek is”, volgens De Craemer in haar voorwoord, “mijn eigen kleine strijd tegen de tikkende tijd.” Daarmee bevestigt dit boekje precies mijn theorie: als er Vergeetwoordenboeken verschijnen is het dialect mogelijk binnenkort vergeten. Al is het natuurlijk pas echt voorbij wanneer de hoofdpersonen in haar romans ge en gij beginnen te zeggen.
Laat een reactie achter