In maart vorig jaar begon ik aan mijn promotieonderzoek naar declaratieve vragen in het Nederlands. Dit zijn vragen waarvan we zouden kunnen zeggen dat ze niet grammaticaal gemarkeerd zijn als vraag; de persoonsvorm staat niet vooraan de zin – een dergelijke constructie heet een interrogatief – en de zin heeft evenmin een vraagwoord zoals wie of wat. Na de eerste lezing die ik gaf, vroeg een collega wat mijn definitie van een vraag was. Na een paar minuten was duidelijk dat ik hem een antwoord schuldig moest blijven: ik kon niet uitleggen wat een vraag was.
- A: Het is wel een toffe line-up?
- B: Jaa
- Ga je vanavond nog wat leuks doen?
- A: Moeten we de vaatwasser wel aanzetten?
- B: Ja
Antoon VALCKX HOEX zegt
Heelaas niet altijd, maar toch heel vaak is in de formulering door verschil van toonhoogte of een wat haperend uitspreken vh laatste woord, duidelijk dat in ieder geval de eerste spreker op een bevestiging wacht. Dat kan dus als een vraag worden gezien.
Lucas zegt
Zowel recent als wat ouder onderzoek laat zien dat toonhoogte een kleine of zelfs geen rol speelt in het onderscheid tussen wel of geen vraag. In mijn eigen data is het een hele kleine minderheid die een sterke stijging heeft op het eind in toonhoogte, en een overgrote meerderheid heeft een vlakke of dalende intonatie.
Toonhoogte lijkt dus een andere functie te hebben. Al is daar nog geen definitief antwoord op. Couper-Kuhlen publiceerde daar recent in ieder geval nog een artikel over: Some truths and untruths about final intonation in conversational questions. Hierin beweert ze dat toonhoogte te maken heeft met waarschijnlijkheid van het bevraagde en kennis die we al hebben. Met andere woorden, we herkennen een uiting als een vraag, en daarna weten we aan de hand van toonhoogte nog preciezer hoe we moeten antwoorden.
Haperingen heb ik tot op heden niet naar gekeken. Maar zo snel gekeken naar mijn data zou ik zeggen dat ze in ieder geval voor het soort vragen dat ik bestudeer geen rol spelen. Wat niet wil zeggen dat ze niet voorkomen natuurlijk, maar wellicht gewoon heel infrequent.