Tussen een medeklinker en een *ō verdween *w in het Oudnederlands (of misschien zelfs eerder) door assimilatie aan de klinker, zoals in hoe uit *hwō en zoen uit *swōnō. Er bestaat soms variatie binnen hetzelfde woord (Mnl. swoen / soen, swoegen / soegen, Nnl. swoel / soel), reden waarom de handboeken aannemen dat de wegval van w “dialectisch” was. Maar hij valt ook in het oudste Fries en Duits soms al weg, dus het is waarschijnlijker dat de gevallen met –woe- op analogisch herstel van w berusten. Zo kon in zwoel de w makkelijk hersteld worden op basis van zwe
Addenda EWN: z(w)oel
Door Michiel de Vaan
zwoel bn. ‘benauwd’ en zoel bn. ‘aangenaam warm’
Mnl. verzwoelen ‘verzengen’ (1440–1460; Jan Praet, Speghel der wijsheit; verzwoelen staat zo in de uitgave van Bormans uit 1872, het hs. zal wel een andere spelling hebben). Vnnl. swoel, zwoel ‘aangenaam warm; onaangenaam warm, broeierig’ (ca. 1615), swoelen ‘gloeien, drogen’ (1608). Zonder w: Vnnl. soel, zoel ‘aangenaam warm’ (1576).
Kiliaan (1599) kent alleen soel maar verwijst daar naar smoel, een afleiding bij smeulen, dat blijkbaar voor hem het meest gangbare woord was. Meerdere moderne dialecten hebben smoel, terwijl z(w)oel zeldzaam is.
Verwanten: Mnd. swōle ‘zomers warm’, Mohd. schwul ‘onaangenaam warm’ (uit het Nederduits ontleend), sinds de 18e eeuw schwül (met ü naar voorbeeld van kühl), Noordfries swol, swaul naast sweel, Oostfries swoul ‘zwoel’, Oudengels swól (m./n.) ‘hitte, gloed’ (van vuur, zon, koorts). Uit Westgermaans *swōla-, een afleiding van het ww. *swelan ‘branden, verzengen’, waarop Vroegnnl. zwelen ‘verbranden, schroeien’ teruggaat. Daarnaast bestond ook een Germaans bn. *swala-, dat in de betekenis ‘koel’ (‘brandend koud’) in het Noordgermaans voortleeft (Ouddeens swal ‘koel’).
taaldacht.nl zegt
Is een rechtstreekse klinkerwisseling tussen *-ō- en *-e- wel aannemelijk? M.a.w. is *swōla- niet eerder afgeleid van een o-trap nevenvorm *swalan- dan van *swelan-?
Olivier van Renswoude
Michiel de Vaan zegt
Daar heb je helemaal gelijk. Ik wil in deze rubriek niet té diep op dat soort vragen ingaan, mijn formulering is samenvattend bedoeld. Maar ik had dezelfde gedachte: zou er een (iteratief) *swalan bestaan hebben? We hebben er geen direct bewijs voor, wel voor een causatief *swaljan.
Olivier van Renswoude zegt
Okido!
Is er overigens niet eerder sprake van een u-stam *swōlu- die hier en daar in het Noordwestgermaans in een ja-stam *swōlja- is overgegaan, zoals ook is gebeurd met *kōlu- en *swōtu-?
Nederduits swṻl (naast swōl, zie De Vries, 1971) en Middelnederduits swōle lijken daar immers op te wijzen.
Zo ja, mogelijk hebben u-stam en ja-stam in het Hoogduitse taalgebied naast elkaar bestaan en won de laatste uiteindelijk in de vorm van schwül, en heeft dat dus niet zijn umlaut o.i.v. kühl.
Michiel de Vaan zegt
Dat zou zeker kunnen (ik geloof dat Kroonen in zijn wb. een u-stam reconstrueert), maar ik vond de zaak minder duidelijk dan bijv. bij 'zoet', waar die umlautvormen al ouder zijn. Ik zou dieper in de Duitse dialectvormen moeten duiken om er meer over te zeggen.