Hoe vaak zal Sander Bax de komende dagen geïnterviewd worden? Ik hoop: heel vaak en in heel veel media, want hij heeft een magistraal boek geschreven over Harry Mulisch, dat erin slaagt op een overtuigende manier allerlei nieuwe samenhang te laten zien in het oeuvre van de in 2010 overleden schrijver.
Het is een boek dat doet wat zo’n boek moet doen – je er intens naar laten verlangen om zelf weer zo snel mogelijk een boek van de meester op te slaan. De enige reden dat je dat niet doet is omdat De Mulisch Mythe zélf zo goed en meeslepend geschreven is, en zo helder en nuchter zoveel duidelijk maakt.
Nog een betere vraag: hoe vaak zal Bax tijdens die interviews gevraagd worden naar de Nobelprijs die Mulisch nooit kreeg? Hij schrijft met enige ironie over de manier waarop de media Harry Mulisch in beeld brachten. Hoe Sonja Barend bijvoorbeeld als ze hem interviewde in 1988 haar vraag uit 1982 herhaalde wat hij ervan vond als critici de plot van zijn boek verraadden.
En hoe Mulisch dan geduldig steeds weer hetzelfde antwoord gaf – dat een goed boek het niet van het plot moest hebben.
Ironie
Hoewel Bax’ boek De Mulisch Mythe heet, onderscheidt hij nog twee andere Harry’s in zijn analyse naast de mythische, arrogante, geniale grote schrijver: in de eerste plaats de autonome kunstenaar die werken maakte waarin hij zelf verdween; en in de tweede de publieke intellectueel die stelling nam in het maatschappelijk debat. Je kunt Mulisch’ carrière zien als een opvolging van die drie persoonlijkheden – de publieke intellectueel in de jaren zestig, de autonome kunstenaar ervoor, de mythe erna – maar Bax’ laat zien dat feitelijk alle drie die kanten de hele tijd aanwezig waren en dat we het werk goed kunnen begrijpen als voortkomend uit die spanning.
Lange tijd meende Mulisch bijvoorbeeld dat de rollen van de kunstenaar en de publieke intellectueel strikt gescheiden moesten worden. De kunstenaar sprak zich niet zelf uit, maar liet dat over aan zijn personages. Iemand die zich wél uitsprak was eerder een romanpersonage dan een romanschrijver. Toch deed Mulisch dat ook, maar dan in duidelijk afgebakende non-fictiewerken. Zijn bezwaar tegen Gerard Reve (in de brochure Het ironische van de ironie) was dat de laatste de twee dingen door elkaar liet lopen, door brieven op te nemen in een roman die ondertekend waren door ‘Gerard’ en duidelijke (racistische) stellingen betrokken. Zo was Reve niet te pakken.
In de bek
Tegelijkertijd liet Mulisch zelf gaandeweg fictie en non-fictie ook meer in elkaar overlopen, raakte zijn werk bevolkt met personages die dicht bij hemzelf in de buurt liepen en schreef hij het nonfictie-werk De compositie van de wereld en het fictiewerk De ontdekking van de hemel die duidelijk in elkaars verlengde lagen. En werd zijn werk, in ieder geval na De ontdekking, ook minder strak gecomponeerd: de fictie kreeg de documentaire-achtige vorm van zijn eerdere reportages.
Hij loste daarmee ook een andere spanning op, die al vanaf het begin in zijn werk zat. Een roman, een kunstwerk, een mythe, is statisch en niet levend, al wekt het wel die suggestie: alles staat voor eens en altijd vast in De aanslag of Hoogste tijd. In dat opzicht is een roman een fascistisch bouwwerk (het ‘Duizendjarige Rijk’) dat ieder leven vermorzelt. En je moet het ook niet proberen: veel van Mulisch’ boeken laten zich lezen als Griekse tragedies waarin een personage probeert te leven en in opstand komt tegen de hogere macht – de schrijver – die hem in dienst van het hogere plan medogenloos in de bek neemt en stukbijt.
Stockholm
Die spanning tussen personage en schrijver was dus een spanning tussen het tijdelijke (het leven) en het eeuwige (de kunst) en precies diezelfde spanning bestond tussen de publieke intellectueel en de kunstenaar. Het eeuwige is óók star en conservatief, en dat was het omgekeerde van wat Mulisch wilde zijn.
Alsof dat alles nog niet complex genoeg was, kwam daar dan ook nog het publieke beeld van de Mythe bovenop: de man die zijn hele leven onder controle was, die ook door maagkanker niet van zijn scheppende werk te houden was, en die ieder jaar natuurlijk stiekem naast de telefoon zat te wachten op het verlossende telefoontje uit Stockholm. Het was een masker dat Mulisch met verve droeg – maar wel een masker. Dat hij in ieder interview dezelfde antwoorden gaf op dezelfde vragen, maakte dat hij in de media zijn eigen standpunt oprichtte (en moest oprichten). Dat was tegelijkertijd ook een versteend pantser, hard en eeuwig, dat de levende schrijver die zich zorgen maakte over de volgende zin, beschermen moest.
Saluut
Die hele driehoek was dan ook nog eens gebouwd om het grote, het onbegrijpelijke van de oorlog, dat kwaad dat je niet kon uitleggen en alleen in al zijn starre onbeweeglijke kwaad kon tonen in een kunstwerk.
Ik doe de rijkdom van Bax’ boek geen recht met deze korte samenvatting. Het gevaar voor ons, die zijn overgebleven sinds de Mythe vijf jaar geleden naar Zorgvlied werd gevaren (en er een zonnestraaltje verscheen als laatste saluut) is om ervoor te zorgen dat het werk geen steenklomp wordt, dat we er leven in blijven zitten.
De Mulisch mythe vervult die functie verbluffend. Het zal de manier waarop Mulisch gelezen wordt nog lange tijd beïnvloeden. Het is een van de beste letterkundige studies die ik in de afgelopen jaren gelezen heb.
Laat een reactie achter