Door Marc van Oostendorp
Medici zijn in populaire films en boeken onveranderlijk helden of schurken. Ze redden de mensheid of toch op zijn minst het zielige kleine meisje, of ze leiden ons allen naar de ondergang of doen toch op zijn minst sadistische dingen met degene die toevallig in hun klauwen komt. Medicijnen zijn een heftig vak.
En taalwetenschap? Omdat ik woensdagavond de film My fair lady zou inleiden voor de taalkundefilmclub van de Universiteit Leiden ben ik dat de afgelopen weken eens nagegaan. Professor Higgins in die film is vermoedelijk de bekendste filmtaalkundige ooit, en hij verenigt de meeste karakteristieken van de taalwetenschapper in de film.
Er zijn er denk ik vier.
In de eerste plaats zijn taalkundigen nerds. Ze zijn bezig met grammatica en absurd droge stof en plagen medemensen met hun onbelangrijke details en hun idiote obsessie voor grammaticale. Professor Higgins kan van iedere voorbijganger het accent herkennen (‘U komt uit Breda, maar heeft een aantal jaar in Indië gewoond’): ik kom regelmatig mensen tegen die dat kunstje ook van mij verwachten. Tegelijkertijd hecht hij op een overdreven manier aan correcte uitspraak, en komt er gaandeweg achter dat hij daarmee de menselijkheid uit het oog verloren is.
In de eerste plaats zijn taalkundigen nerds. Ze zijn bezig met grammatica en absurd droge stof en plagen medemensen met hun onbelangrijke details en hun idiote obsessie voor grammaticale. Professor Higgins kan van iedere voorbijganger het accent herkennen (‘U komt uit Breda, maar heeft een aantal jaar in Indië gewoond’): ik kom regelmatig mensen tegen die dat kunstje ook van mij verwachten. Tegelijkertijd hecht hij op een overdreven manier aan correcte uitspraak, en komt er gaandeweg achter dat hij daarmee de menselijkheid uit het oog verloren is.
Zoals veel nerds in films en boeken zijn taalkundigen vaak wat zielige of lachwekkende figuren. In de film Oscar (met Sylvester Stallone) komt een taalgeleerde voor die vooral bezig lijkt met de tweeklanken van maffiosi.
In de tweede plaats ontsluiten taalkundigen het exotische. Dit is een thema dat regelmatig voorkomt in films. In de Star Trek-serie zijn bijvoorbeeld verschillende personages die zich bezig houden met de studie van allerlei bizarre interstellaire talen. Het bizarre is daarbij dat die talen zélf in de wereld buiten die films weer het object van fascinatie zijn voor nerds.
In de derde plaats worden taalkundigen graag ingezet als personages wanneer het om communicatie gaat. Een taalkundige is een fijne protagonist om in te zetten in een verhaal over iemand bij wie het is gaat met die communicatie. In de recente film Still Alice verliest een hoogleraar taalwetenschap bijvoorbeeld haar woorden aan Alzheimer, in de roman Deaf sentence van David Lodge verliest een andere hoogleraar zijn gehoor. Het feit dat die mensen zo hooggeleerd zijn in precies ‘communicatie’ (nou ja) maakt het natuurlijk extra schrijnend dat ze niet goed gebruik meer kunnen maken van taal.
In de vierde plaats zijn taalkundigen Noam Chomsky, die natuurlijk op zijn eentje een icoon is. Hij is dat niet speciaal als taalkundige, natuurlijk, maar deze nevenfunctie van hem komt wel af en toe voorbij, bijvoorbeeld in een clipje waarin Ali G hem interviewt over taal. Ali G is een komisch typetje van Sasha Baron-Cohen, maar het fijne aan deze clip is dat in het midden blijft of Chomsky dat door heeft of niet.
In zekere zin is deze video te zien als Eliza Doolittle strikes back. Ali G praat minstens even plat als Eliza, hij behandelt de taalgeleerde als een door correctheid geobsedeerde nerd en neemt hem te grazen. Wat door de onverstoorbare ernst van de geleerde uiteindelijk niet lukt.
Echte helden of echte slechteriken zijn taalkundigen meestal niet. Daar zijn ze te onbelangrijk voor.
In het februari-maartnummer van Onze Taal staat toevallig een artikel van Raymond Noë over taal (niet speciaal taalkundigen) in films.
Laat een reactie achter