Verslag van het Symposium Schoolvak Nederlands – taalkunde/taalbeheersing in Conferentieoord Soeterbeeck, Ravenstein, 15 en 16 januari 2015
Door Anneke Neijt
Hard werken was het tijdens dit symposium, want het schoolvak Nederlands is breed, kent veel verschillende visies en er is van alles mee aan de hand. Twintig universitaire medewerkers bespraken het doel, de inhoud, de toetsing, de schoolboeken, de samenhang en de status van Nederlands in het voortgezet onderwijs. Deze onderwerpen werden eveneens besproken met twintig docenten Nederlands, lerarenopleiders en vertegenwoordigers van Levende Talen en het SLO, om na te gaan wat volgens de kenners van de praktijk wenselijk is. Het volledige verslag is hier te vinden.
De belangrijkste uitkomst van dit symposium is de veranderde visie op de doelstelling van Nederlands in het voortgezet onderwijs, waarbij er een zwaardere rol is weggelegd voor kennis en inzicht in taal en taalgebruik dan op dit moment in het onderwijs aanwezig is: bewuste taalvaardigheid.
Het meesterschapsteam Nederlands – taalkunde/taalbeheersing heeft een symposium georganiseerd om een visie te ontwikkelen, samenwerkingsverbanden te scheppen en ideeën te genereren voor wetenschappelijk onderzoek en scholing van docenten. Tijdens het symposium bespraken universitaire medewerkers belangrijke aspecten van het schoolvak Nederlands met focus op de havo/vwo- bovenbouw, omdat de universitaire studies daarop aansluiten. Deze aspecten werden eveneens besproken door docenten Nederlands, lerarenopleiders en vertegenwoordigers van Levende Talen en het SLO. Vervolgens werden de bevindingen naast elkaar gelegd en getoetst aan wat volgens de kenners van de praktijk wenselijk is. In de bijlage staan de lijsten van deelnemers.
Wat er besproken is
Doel, inhoud, toetsing, schoolboeken, status en samenhang van het schoolvak zijn besproken. Hieronder zijn deze besprekingen kort samengevat.
Doel. Algehele instemming kreeg het voorstel om bewuste bekwaamheid na te streven en onderwijs waarin voorop staat dat leerlingen de stof begrijpen. Met de stellingname dat het om bewuste bekwaamheid moet gaan, onderschrijven de deelnemers de stelling van de commissies Braet (CVEN-rapport, 1991) en Meijerink (Doorlopende leerlijnen, 2008) dat taalvaardigheid het belangrijkste doel is van het onderwijs in de Nederlandse taal en literatuur. Kennis, inzicht en houding zijn eveneens belangrijk, maar dienen vooral de vaardigheid. Bewuste bekwaamheid betreft de metacognitieve vaardigheid te reflecteren op eigen en andermans taal en taalgebruik, op basis van inzicht in de rol en werking van taal. Bewuste bekwaamheid omvat bewust taalgebruik, gebaseerd op het vermogen om vanuit kennis en inzicht te reflecteren op taal en taalgebruik. Inzicht dus, in plaats van slechts trucjes toepassen. Bijvoorbeeld, lever het inzicht dat het bij ’t kofschip gaat om klanken met overeenkomstige klankkenmerken.
Inhoud. Op dit moment is het onderwijs vrijwel geheel gericht op vaardigheid, en toch wordt het beoogde hoge niveau van taalvaardigheid niet gehaald. Het is denkbaar dat de oorzaak ligt in een gebrek aan kennis en inzicht. Combineer daarom vaardigheden met vakinhoud. Vergroot de kenniscomponent. Gebruik daartoe onderwerpen die iets met taal, literatuur en communicatie te maken hebben bij taalvaardigheidstraining. Op die manier past uitbreiding van de kenniscomponent binnen het bestaande curriculum.
Toetsing. Algemeen werd onderschreven dat de toetsing beter moet. Overweeg bijvoorbeeld het opnemen van redeneerstappen bij tekstverklaring, maar doe ook onderzoek naar andere mogelijkheden van toetsing. Organiseer landelijke scholing op het terrein van toetsen. Algemeen werd eveneens onderschreven dat er iets gedaan moet worden aan de negatieve gevolgen van de discrepantieregeling, die inhoudt dat de cijfers van het schoolexamen gemiddeld voor alle schoolvakken over een periode van 3 of 5 jaar niet meer dan respectievelijk 1 of 0,5 mogen afwijken van de cijfers voor het centraal examen (zie onderzoek van Levende Talen en hun persbericht in 2014). Er is een bredere toetsing nodig zodat er minder examentraining mogelijk is, en leesvaardigheid heeft een onevenredig groot aandeel in het examen. Het maatschappelijk belangrijke onderdeel schrijfvaardigheid moet worden opgenomen als onderdeel in het centraal examen. Als het gaat om handmatig nakijken van teksten, dan moet er voor docenten Nederlands meer tijd beschikbaar komen om de examens na te kijken.
Met applaus werd het voorstel ontvangen om het centraal examen uit twee delen te laten bestaan: deel 1 over vaardigheden en argumentatie (verbeterde versie van wat er nu gedaan wordt) en deel 2 over een jaarlijks wisselend eindexamenonderwerp, zoals nu gebeurt bij Klassieke Talen, waardoor de kenniscomponent een zwaardere rol krijgt. Aan het begin van het schooljaar wordt over het eindexamenonderwerp een conferentie georganiseerd, waarbij docenten en onderzoekers elkaar ontmoeten. Op de conferentie worden actuele wetenschappelijke ontwikkelingen toegelicht. Zo krijgen leerlingen via hun docenten een realistischer beeld van de universitaire studie. Het enthousiasme werd overigens niet door iedereen gedeeld.
Schoolboeken. Schoolboeken verschillen onderling in wat ze aan taal- en communicatiekunde aanbieden. Ze zouden meer gericht moeten zijn op vakkennis, want door gebrek aan kennis bereiken de leerlingen geen inzicht. De lesdoelen en oefeningen zijn teveel productgericht, te weinig gericht op strategieën om de beoogde bekwaamheid te bereiken. Bij het bekijken van de schoolboeken misten de deelnemers verwondering over taal, taalgevoel en creativiteit. Het is daardoor begrijpelijk dat leerlingen het vak saai vinden. Er zou meer aandacht besteed moeten worden aan de expressieve functie van taal, de contrastieve aanpak en de inzet van genredidactiek. Uitgevers laten zich vooral leiden door hun marktaandeel, minder door nieuwe inzichten in de wetenschap. Co-creatie van onderwijsleermiddelen is wenselijk, dus samenwerking van uitgevers/redacteurs met docenten en onderzoekers, want het onderwijs kan veel beter ondersteund worden door wetenschappelijke kennis over bijvoorbeeld (a) taalnormen, taalgevoel en taalwerkelijkheid en (b) de samenhang van de onderdelen van de taal en de verschillende aspecten van taalgebruik. Er zijn meer integrerende opdrachten nodig.
Samenhang bereik je via meer integrerende opdrachten in het lesmateriaal en via breed opgeleide docenten. Studenten die leraar willen worden, zijn aanvankelijk gespecialiseerd op een bepaald terrein. Daarom is scholing in de breedte nodig tijdens de lerarenopleiding, maar begin daarmee al in de vooropleiding. De nascholing van docenten moet eveneens gericht zijn op de breedte. Daarbij speelt wel het probleem van de werkdruk. Dus online cursussen?
Status. Volgens het Taalpeilonderzoek (Nederlandse Taalunie, 2007: 30) staat het schoolvak Nederlands als lievelingsvak voor leerlingen op de tiende plaats, na de meeste zaakvakken, en in Nederland vinden minder leerlingen (27%) Nederlands een leuk vak dan in Vlaanderen (43%) en Suriname (65%). Nederlands wordt wel heel nuttig gevonden. Daarnaast blijkt uit onderzoek (te verschijnen) dat vwo-leerlingen geen hoge dunk hebben van het wetenschappelijke gehalte van het vak. Vermoedelijk heeft bewuste taalvaardigheid een gunstige invloed op de houding van leerlingen ten opzichte van taal en op de waardering voor het schoolvak Nederlands, wat kan bevorderen dat hoog gekwalificeerde neerlandici kiezen voor het leraarschap en voor het leraarschap behouden blijven. Wenselijk is daarnaast dat docenten en onderzoekers elkaar in enig verband ontmoeten, bijvoorbeeld via een jaarlijks congres (zie het punt toetsing hierboven), in een vakvereniging, in docent-ontwikkelteams of via nascholing. Wenselijk zijn eveneens steunpunten zoals voor de beta-vakken, het lerarenregister, een kennisbasis (boek en site) en een didactisch onderzoeksinstituut.
Vervolg. Een andere visie en samenwerkingsverbanden
De belangrijkste uitkomst van dit symposium is de veranderde visie op de doelstelling van Nederlands in het voortgezet onderwijs, verwoord als het doel van bewuste taalvaardigheid, waarbij er een zwaardere rol is van kennis en inzicht in taal en taalgebruik dan op dit moment in het onderwijs verankerd lijkt te zijn. De wens van een inhoudelijke verzwaring van het schoolvak wordt breed gedeeld.
De bevindingen van dit symposium worden voorgelegd aan het meesterschapsteam Nederlands – letterkunde, vanuit de overweging dat de twee meesterschapsteams Nederlands in een aantal opzichten gezamenlijk kunnen optrekken. Vermoedelijk ontvangt het doel van bewuste taalvaardigheid ondersteuning van letterkundigen, en draagt het literatuuronderwijs bij aan dat hoge niveau van taalvaardigheid, dat in ieder geval in de bovenbouw door het gros van de havo/vwo-leerlingen bereikt dient te worden.
De opmerkingen die tijdens het symposium gemaakt zijn, kunnen worden omgezet in adviezen aan de overheid, aan uitgevers van schoolboeken en aan docenten, wellicht in de vorm van een manifest. Vanuit het meesterschapsteam zal de vraag uitgaan naar universitaire medewerkers om onderwijsmateriaal beschikbaar te stellen, scholing en bijscholing te verzorgen, onderzoek te doen op het terrein van de vakdidactiek, en meer dan voorheen actief betrokken te zijn bij het schoolvak en de docenten Nederlands. Met vakverenigingen zal overlegd worden over een infrastructuur waarbij universitaire docenten en docenten van het voortgezet onderwijs elkaar vanzelfsprekend ontmoeten. Te denken valt aan een verandering van de inrichting van het examen, waardoor contact nodig wordt, en aan docentontwikkelteams waaraan universitaire medewerkers deelnemen.
Dit symposium markeerde het begin van de oriënterende fase van het meesterschapsteam Nederlands – taalkunde/taalbeheersing. Ondanks de uiteenlopende visies op taalkunde en taalbeheersing bleek er opvallend veel eenstemmigheid te zijn onder de universitaire medewerkers waar gaat het om het voortgezet onderwijs. “Theoretisch zijn we het niet altijd met elkaar eens, maar als het neerkomt op concrete uitwerkingen voor het schoolvak, dan vallen de tegenstellingen weg.”
Namens de organisatoren, Anneke Neijt
Voorzitter meesterschapsteam Nederlands – taalkunde/taalbeheersing
Voorzitter meesterschapsteam Nederlands – taalkunde/taalbeheersing
Laat een reactie achter