Geruisloos dreigt de komende maanden weer een beetje Nederlands uit Indonesië te verdwijnen, ten prooi aan de almaar voortwoekerende minachting voor taal en geschiedenis bij de Nederlandse politiek. In juli stopt de overheid alle subsidie aan het Erasmus Talencentrum (ETC) in Indonesië, een centrum waar de afgelopen decennia tienduizenden Indonesiërs Nederlands hebben geleerd.
Het centrum was een belangrijke streng tussen Indonesië en Nederland. Indonesiërs die de geschiedenis van hun land bestuderen, moeten bijna wel Nederlands leren.
Bovendien is Indonesië natuurlijk het Aziatische land waar sowieso de meeste belangstelling voor Nederland bestaat.
Beroerd
Van goede culturele en andere contacten kan Nederland profiteren. De gezamelijke geschiedenis is per definitie ook ónze geschiedenis; wij kunnen in de huidige tijd op allerlei manieren alleen maar rijker worden van goed onderling begrip met een democratisch land in Azië dat bovendien het grootste aantal moslims heeft ter wereld.
Er belang aan hechten dat er in Indonesië goede mogelijkheden bestaan om Nederlands te leren, hebben niets te maken met neokolonialisme. Wij kunnen veel leren van een Indonesische blik op onze gezamelijke geschiedenis; wij kunnen enorm veel opsteken van Indonesiërs die bereid zijn om onze taal te leren. De banden tussen de twee landen zouden veel steviger kunnen zijn dan ze nu zijn; bruggenbouwers zijn daarvoor nodig en zolang Nederlanders te beroerd zijn om een beetje Indonesisch te leren moeten we blij zijn met iedere Indonesiër die in ieder geval onze taal leert.
Taalunie
Helaas spelen dat soort argumenten geen rol. Eerder is het onderzoek en het onderwijs naar de Indonesische talen in Nederland al goeddeels de nek omgedraaid; nu wordt omgekeerd het kleine beetje subsidie – zo’n 300.000 euro – dat nodig was om in Indonesië een goed pakket Nederlandse lessen in de lucht te houden, de nek omgedraaid.
Het ETC is ten prooi geraakt aan allerlei politiek getouwtrek. Het bestaat al sins 1981, maar de Nederlandse overheid droeg de verantwoordelijkheid over aan de Nederlandse Taalunie. Dat is aan de ene kant logisch: de Taalunie is een Vlaams-Nederlands bestuursorgaan dat ál het taalbeleid van de twee landen zou moeten uitvoeren. Aan de andere kant is in dit geval de band tussen Vlaanderen en Indonesië natuurlijk een veel minder hechte en gevoelige. De Taalunie wilde bijvoorbeeld graag dat cursisten die naar Europa kwamen voor een deel ook naar Vlaanderen kwamen – al was dit historisch voor veel Indonesische cursisten minder interessant.
Schraperigheid
Toch ging het jaren goed. Nu de Taalunie echter moet bezuinigen, is echter enige tijd geleden besloten dat het deze verantwoordelijkheid niet meer wil dragen. Het voortbestaan bij het ETC werd door Vlaanderen teveel als een uniek Nederlands belang gezien, zeggen insiders. Bovendien waren er gelegenheidsargumenten zoals dat de Taalunie geen Nederlandse lessen kan verzorgen. Het eindresultaat was in ieder geval dat de verantwoordelijkheid geheel en al bij de Nederlandse overheid kwam te liggen: het ministerie van OCW zou €150.000 betalen, het ministerie van Buitenlandse Zaken eenzelfde bedrag.
Het lijkt er niet van te komen: in december 2014 heeft men besloten de gehele subsidie stop te zetten.
Het schijnt dat er wel aan een doorstart van het ETC wordt gewerkt, en wel een met (minimale) Indonesische middelen en mogelijk op commerciële basis. Het centrum heeft een competent bestuur dat vast zal proberen er het beste van te maken, maar het zal lastig worden, het zal allemaal een stuk minder worden, en het zal de banden tussen Nederland en Indonesië veel minder hecht maken. En dat allemaal uit schraperigheid, en onnozelheid aan wat onze moeizame gezamelijke geschiedenis nu aan cultureel waardevols zou kunnen opleveren.
Sugeng Riyanto zegt
Toch krijgen de universiteiten (maar twee) die het Nederlands geven als hoofdvak wel subsidie terwijl ze minder leerders hebben bereikt dan het ETC. Dat is ook niet eerlijk.