De eindexamens zijn gisteren begonnen: een stressvolle periode voor middelbare scholieren, maar ook voor leraren (en trainers) zoals ik. Niet alleen omdat er een berg werk nagekeken moeten worden, maar vooral omdat het werk stikt van de fouten. Dit jaar worden er, in het hernieuwde eindexamen Nederlands voor havo en vwo, niet langer punten afgetrokken voor spel- en taalfouten. Voor mijn leerlingen bleek dit de laatste weken helaas een vrijbrief om helemaal niet meer op spelling te letten: van de 39 vwo-leerlingen die ik naar hun eindexamen heb begeleid, wist slechts een enkeling een foutloze tekst te schrijven. De meesten wisten eigenlijk wel hoe het moest, maar vonden het simpelweg niet nodig, met ‘Maar mevrouw, u weet toch wat ik bedoel?’, als veelvoorkomend argument. Daar moet verandering in komen. Hogescholen en universiteiten klagen al jaren steen en been over het lage taalniveau, en terecht. Wat mij betreft ligt de verantwoordelijkheid voor een goede taalvaardigheid in de eerste plaats bij het onderwijs, en dan met name bij het taalbeleid in het onderwijs, en daarna pas bij de leerlingen zelf.
Achtergrond en terechte kritiek
Al jarenlang gaat de taalvaardigheid van Nederlandse jongeren achteruit (Nederlandse Taalunie, 2011). Hier liggen verschillende oorzaken aan ten grondslag. Ten eerste wordt de tijd in het onderwijs niet effectief aan spelling besteed. Op de middelbare school is geen zogenoemde ‘drill and practice’ meer, die er op de basisschool in veel gevallen wel was. Tevens wordt er in andere schoolvakken, behalve Nederlands, weinig aandacht besteed aan de spelling van de leerlingen. Dit heeft tot gevolg dat het taalniveau van middelbare scholieren lager ligt dan het taalniveau van basisscholieren. De opgedane kennis wordt op het voortgezet onderwijs slecht bijgehouden, met een verminderde taalvaardigheid als gevolg.
Kritiek van deskundigen bleef niet uit. In 2013 schreven hoogleraren Nederlands een brandbrief, waarin de gebreken van het eindexamen Nederlands werden opgesomd. Zo werden er bij het eindexamen geen punten meer afgetrokken voor spelling- en taalfouten en bleek het doel van het examen het testen van de leesvaardigheid te zijn. Nederlands bestaat echter uit meer dan leesvaardigheid alleen. Om die reden luidden de hoogleraren de noodklok: het examen Nederlands moest drastisch veranderen. Nu, twee jaar later, test het examen nog steeds niet op schrijfvaardigheid. Sterker nog: de samenvattingsopdracht is eruit gehaald na klachten van leerlingen en ook de schrijfopdracht is niet meer in het eindexamen van dit jaar terug te vinden. En dat terwijl schrijfvaardigheid juist de kern van verreweg de meeste latere studies en beroepen is.
Met een gebrek aan schrijfvaardigheid vallen aankomende studenten al gauw door de mand wanneer ze beginnen aan hun vervolgopleiding. Uit een onderzoek van Anouk van Eerden en Mik van Es van Hanzehogeschool Groningen bleek dat hbo-studenten gemiddeld 81 fouten maken per volgeschreven A4’tje. Wo-studenten maken de helft van dat aantal fouten. Gezien deze grote hoeveelheid fouten is het niet gek dat de pabo een basistoets heeft ingevoerd om nieuwe studenten te testen op hun taalvaardigheid. Wie de toets niet haalt, kan niet verder met de opleiding. Op die manier worden studenten met een laag taalniveau geweerd uit het hoger beroepsonderwijs. Dat is enerzijds een goede ontwikkeling: beter onderwijs begint met betere docenten. Door foutieve input van toekomstige leraren zullen leerlingen de spelling van het Nederlands moeilijk onder de knie krijgen. Maar aan de andere kant moeten we ons afvragen of het probleem wel bij de pabo-studenten ligt. Want hoe kunnen we ze afwijzen op iets wat ze niet goed geleerd hebben? Is het dan wel terecht dat we ze de toegang ontzeggen tot hun studie? Moeten we het probleem niet vroeger aanpakken, namelijk op het voortgezet onderwijs?
Herziening van het taalonderwijs
Ja, het taalbeleid binnen het onderwijs heeft een grondige herziening nodig, maar daarvoor moeten we wel wat doen. Ten eerste moeten we ervoor zorgen dat de eerder genoemde foutieve input drastisch wordt verminderd. Deze foute input krijgen leerlingen door de spelling- en taalfouten die ze dagelijks onder ogen krijgen, niet alleen op digitale kanalen als sociale media en WhatsApp, maar ook op school. Zo herinner ik me een open avond toen ik net aan het hbo studeerde. Mijn moeder ging met me mee en we volgden die avond samen vijf mini-colleges. Het idee van de hogeschool was dat de ouders van studenten een beetje inzicht kregen in wat we daar eigenlijk deden. Die avond schaamde ik me kapot: in elke presentatie zaten meerdere spel-, taal- en schrijffouten, iets wat ook mijn moeder niet was ontgaan. Wat voor voorbeeld geef je dan als onderwijsinstelling? Juist in het (hoger) onderwijs zouden spelling- en taalfouten niet moeten voorkomen.
Daarnaast moeten we de mindset van leerlingen veranderen. Volgens Helge Bonset (2010) kan dit worden gerealiseerd op verschillende niveaus. Zo zullen we allereerst een spellingsgeweten moeten creëren, waardoor leerlingen het nut van goed spellen zullen inzien en goed willen kunnen spellen. Ook moeten we een spellingsbewustzijn creëren. Hierdoor weet de leerling waar valkuilen in spelling zitten en op welke manieren hij deze kan voorkomen. Ook zorgt een spellingsbewustzijn ervoor dat de leerling weet op welk moment welk soort taal wordt gebruikt. Bevindt de leerling zich in een formele of informele setting? Als laatste weet de leerling wat de maatschappelijke gevolgen zijn van een slechte taalvaardigheid. Voornamelijk in het werkveld kan slechte spelling je reputatie schaden; je komt er al gauw onzorgvuldig en onbetrouwbaar door over. Het spellingsgeweten en spellingsbewustzijn laten de leerling dus het belang van spelling inzien. De rol en voorbeeldfunctie van de leraar zijn hierbij enorm belangrijk.
Een derde broodnodige verandering in het onderwijs zit in de kennis die in het middelbaar onderwijs wordt overgedragen. Het is zaak dat leerlingen de basisprincipes van het Nederlands onder de knie krijgen én kunnen toepassen. Maar daar blijft het niet bij. Ze zullen ook moeten leren omgaan met (elektronische) hulpmiddelen die hun schrijfvaardigheid kunnen verbeteren. We kunnen niet verwachten dat iedere leerling altijd feilloos Nederlands schrijft zonder gebruik van hulpbronnen, maar we mogen wel verwachten dat ze inzicht krijgen in hun kennisgebrek en dit eigenhandig kunnen verbeteren. De leraar speelt daarom een belangrijke rol in het aanreiken van de hulpmiddelen, waarmee leerlingen op eigen houtje een foutloze en begrijpelijke tekst kunnen schrijven.
Ten slotte moeten we niet alleen het ‘kennen’, maar ook het ‘kunnen’ van de leerlingen toetsen met het eindexamen Nederlands. Leerlingen willen getoetst worden op iets dat ze kunnen en ze willen beloond worden voor wat ze leren. Als er geen beloning is, zien ze het nut er minder van in en wordt het leren van spelling absoluut geen hoofdzaak. Het eindexamen is dé toets bij uitstek om iets basaals als spelling te meten, maar daarnaast kan het eindexamen Nederlands voor aankomend studenten ook fungeren als een goede stok achter de deur om taalvaardigheid weer prioriteit te geven.
Taalbeleid: toe aan verandering
Het taalniveau van onze leerlingen en studenten daalt ieder jaar weer en daar moet iets aan veranderen. Om aankomend studenten voor te bereiden op hun vervolgstudie en het werkveld, is het essentieel om te zorgen voor taalkennis die op niveau is. Hierbij is een grote rol weggelegd voor zowel het taalbeleid vanuit de overheid als voor de uitvoerders van dit beleid: de leraren. Zij zullen uiteindelijk de sleutel zijn tot het succes van de leerlingen. Het eindexamen Nederlands is hierbij een belangrijk instrument dat de taalvaardigheid van de leerlingen meet, maar de huidige veranderingen in dit examenvak leiden juist tot een afname in deze taalvaardigheid. Een toegangstoets biedt voor sommige hbo-studies uitkomst, maar dit is mijns inziens niet de juiste manier om kwaliteit te waarborgen: een goede taalvaardigheid begint met goed onderwijs. Leg de verantwoordelijkheid niet bij de scholieren en studenten, maar zoek de oorzaak in het voortgezet onderwijs. Verander het taalbeleid: neem de tijd voor taalvaardigheid, schat de Nederlandse taal op waarde en neem spelling weer op in het eindexamen Nederlands.
Dit blog verscheen ook op Tekstalig.nl
Robert Chamalaun zegt
Uiteraard is het op zijn zachtst gezegd opvallend dat in het centraal examen Nederlands formuleerfouten de leerling niet aangerekend mogen worden (tenzij door een formuleerfout het antwoord ook inhoudelijk onjuist wordt). Aan de andere kant maken leerlingen natuurlijk ook diverse schoolexamens, waarin andere vaardigheden van het vak Nederlands (zoals schrijfvaardigheid) getoetst worden.
De schrijfopdracht (‘het klassieke opstel’) waar mevrouw Vellekoop naar verwijst, is overigens met de invoering van de Tweede Fase al jaren geleden uit het examen gehaald. Vorig jaar zat er weliswaar nog een samenvattingsopdracht in het examen, maar bij deze opdracht was taalverzorging ook al nauwelijks van belang. Een kandidaat die zeven of meer taalfouten maakte, kreeg de maximale aftrek van -4. Op een totaal te behalen aantal punten van 18 of 19 voor zo’n samenvatting is zo weinig aftrek voor formuleerfouten wel erg mager.
Mevrouw Vellekoop beargumenteert dat er blijkbaar van alles mis is met de taalvaardigheid van jongeren, waarbij zij zich ook baseert op een proefschrift van Van Eerden en Van Es. Dit proefschrift heeft veel belangstelling gekregen in de media, want het bekt natuurlijk wel lekker ‘dat ze zo ontzettend veel fouten maken’. Dit proefschrift schiet op verschillende punten echter tekort, zoals aangegeven door onder andere Huub van den Bergh en Marc van Oostendorp. De conclusies in het proefschrift wijken duidelijk af van dat van alle andere onderzoek naar de stabiliteit van schrijfvaardigheid of de stabiliteit van spelfouten.
Ik ontken niet dat leerlingen taalfouten maken. Ik ontken ook niet dat er meer aandacht mag zijn voor taalverzorging bij andere vakken. Ik onderschrijf dus ook uw pleidooi voor een betere taalverzorging. De oplossing om schrijfvaardigheid maar weer centraal te gaan toetsen vind ik echter geen goede oplossing. Tevens vind ik de laatste alinea van uw column behoorlijk tendentieus. Het is maar de vraag of het taalniveau ieder jaar weer daalt en los daarvan is onduidelijk wat precies onder taalvaardigheid verstaan moet worden.
Robert Chamalaun
(docent Nederlands middelbare school / promotieonderzoeker Radboud Universiteit)
HC zegt
Bij deze (allerminst nieuwe) klaagzang past meer dan één kanttekening, maar ik beperk mij tot de volgende punten.
Taalvaardigheid (en verderop ook: schrijfvaardigheid) is kennelijk (in de eerste plaats, alleen maar, vooral …) een zaak van spelling: telkens als er sprake is van iets ruimers, bv. "taalfouten", "schrijffouten" (wat dat dan ook moge wezen) komt de auteur weer uit bij spelling en zit de taalvaardigheid van de lerenden of het opkrikken daarvan in het gebied van de spelling. Laat ik die opvatting, anno 2015 op z'n zachtst onvoorstelbaar, counteren met niet meer dan een citaat van Margot Vanderstraeten, dat al wekenlang de homepagina van Onze Taal siert:
"Zeker, een slordige spelling belemmert de leesbaarheid van een tekst. Foutloos schrijven hoort een streefdoel te zijn. Maar, en hierin schuilt een hardnekkig misverstand: wie juist spelt, is daarom nog niet taalgevoelig of -bewust."
Om hard te maken dat de taalvaardigheid van de jongeren "al jarenlang" daalt, verwijst de auteur naar "Nederlandse Taalunie, 2011", m.a.w. het Taalunierapport uit 2011 met de ronkende titel "Ze kunnen niet meer spellen". In de media werd die titel maar meteen als feit of conclusie overgenomen, niet als het te toetsen (voor)oordeel, een teken dat rapporten niet altijd ook worden gelezen. Dat rapport toont namelijk helemaal niet aan dat de jeugdtaalvaardigheid almaar achteruitgaat, maar zegt (ik citeer uit het persbericht): "… dat er weinig gegevens zijn die zicht geven op de spellingvaardigheid van leerlingen. Een achteruitgang kan daarom niet hard aangetoond worden." Het gaat nogal ver om een rapport dat net duidelijk maakt dat er weinig of niets kan worden gezegd, te gebruiken als bewijs van het tegendeel.
DirkJan zegt
Spelling is onder taalkundigen niet populair, ik snap dat wel, maar door het te negeren worden naar mijn mening onderwijzers, docenten en ook de schoolkinderen, tieners en studenten wel in de kou gezet. Zij zullen het toch maar moeten doen met het Groene Boekje. Onder meer uit solidariteit spel ik ook groen (ik ben voor een standaardspelling), maar ik vind wel dat de groene spelling toe is aan een grondige vereenvoudiging. Niet nu -daar is het te laat voor met de nieuwe vaststelling later dit jaar- maar over vijf jaar. En als leidraad kan de witte spelling worden genomen, maar ik zou wel een standaardspelling handhaven en geen verschillende toegestane spellingwijzen zoals bij de witte spelling. En dan zou een en ander nog een stuk simpeler kunnen dan de witte spelling, want zo progressief is die nu ook niet.
Er zijn allerlei redenen te bedenken waarom jongeren niet goed spellen of een matige taalbeheersing hebben. Daar zijn ze volgens mij vaak ook nog te jong en te onervaren voor, maar wat spelling aangaat ligt dat ook aan de moeilijke en inconsequente spelling zelf.
En zo vraag ik me af, is de witte spelling nu een groot succes en breidt het zich nog steeds uit? De meeste kranten willen wit spellen, maar door spellingcheckers komt daar op internet volgens mij steeds minder van terecht. De witte spelling zie ik als een achterhoedegevecht en de slag kan alleen geleverd worden door hervormingen door de Taalunie zelf.
Maar de Taalunie doet op het gebied van de spelling volgens mij niets meer. Ze hebben een leidraad en de woordenlijst online en ze ondersteunen volgens mij Beter Spellen. Maar op die site is kritiek vanwege de slechte didactische opzet. En de leidraad zelf op internet vind ik voor gewone gebruikers te ingewikkeld. Komt ook door de spelling zelf.
Maar als we toch op de oude voet verder moeten. De grootste verdienste op spellinggebied van de laatste jaren is afkomstig van de Stichting Open Taal die een digitale groene woordenlijst gratis ter beschikking stelt voor iedereen en voor allerlei applicaties. De woordenlijst wordt voor niets overgenomen door de sociale media en door veel blogdiensten, ook voor de reacties. Ik zie daardoor een sterke afname in spellingfouten op internet. Ik vind ook dat in het onderwijs alle (digitale) hulpmiddelen geoorloofd zijn voor leerlingen om correct te spellen. En als dat niet kan -zeker- wees coulant met de normeringen, want spelling is niet maatgevend.
Een belangrijk argument om de spelling met rust te laten is dat anders alle oude boeken moeilijk leesbaar worden. Door de digitalisering is het op termijn vrij eenvoudig om teksten in een nieuwe of oude spelling op je beeldscherm neer te zetten.
Maar de kern is, waarom zou je het mensen zo moeilijk maken met spellen als het zoveel eenvoudiger kan?