Door Michiel de Vaan
striem zn. ‘streep op de huid’
Mnl. strimen / stremen mv. ‘strepen’ (1275, Natuurkunde van het geheelal; verschillende spellingen in 15e-eeuwse hss.), strijme ‘wond door het slaan met roeden’ (1477), Vnnl. striem(e) ‘striem; streep; bladnerf’ (1562, Deux-Aesbijbel), strijmen mv. (1630), strimen (1637), sonde-strymen ‘zondestriemen’ (1662). Deze vormen wijzen vooral op een Mnl. ī, waarbij de ie in plaats van ij in de standaardtaal uit dialecten kan stammen waar Mnl. ī niet diftongeerde. Mogelijk heeft striem vooral door de bijbelvertalingen vaste voet aan de grond gekregen. Er bestaan ook dialectvormen die op een Mnl. ie wijzen, zoals Westvlaams strieme, strieëme ‘streep licht of stroom water, kleurstrook in kleding, laag stro, striem’, Middenlimburgs streem.
Verwante vormen: Mnd. strime, stryme ‘streep’, Ohd. strīmo m., strimo ‘streep, ader’, Mhd. streim(e) m., strīm(e) m./f. ‘streep’, Mohd. Strieme m.f. ‘striem’. Uit WGm. *strīman- ‘streep’.
Daarnaast streem ‘streep’: Mnl. streme van golde ‘streep van goud’ (1318, Limburg), stremen mv. (1351, Vlaanderen), streemtgen ‘strookje’ (1477, Haarlem), Vnnl. streme, streem ‘streep, strook; striem; ontsierend merkteken’ (1599). Verwante vormen: Mnd. streme ‘streep’, Mhd. striem(e) m. Deze stammen uit WGm. *striman-.
Het verkleinwoord stremel ‘streepje’ (1523) is van de variant met *i afgeleid, evenals Mnd. strimel ‘streep’, stremel ‘lange smalle strook’, Westfaals strieëmel ‘streep, snee’. Daarentegen Ohd. strīmilo ‘streepje’ met lange klinker.
Het bestaan van *strīman- naast *striman- wijst op een Germaans zn. met een variabel paradigma. Beide vormen kunnen berusten op een Gm. men-stam bij het ww. *streipan- ‘een streep vormen’ (Mohd. streifen ‘schampen, stropen’) als we de verklaring toepassen die Kroonen 2006 voor rijm naast rijp heeft voorgesteld. Voor het Proto-Indo-Europees zouden we dan een zn. met een nominatief *streip-mōn naast een genitief *strip-mn-os postuleren. Door assimilatie van pm > mm ontstond in de nominatief Gm. *strīmōn, maar door de ontwikkeling pmn > pn > pp werd de genitief *strippaz. Door kruising van de varianten ontstonden dan zowel *strīman- als *striman-. De Gm. zn. met een p die ‘streep’ betekenen kunnen dan op de variant *stripp- van hetzelfde zn. worden teruggaan: PGm. *strīpan- (Mohd. Streifen), *stripi- (vgl. streep) en *strippan- (Mnd. strippe, En. strip). Ik geef aan deze oplossing de voorkeur boven Kroonen’s eigen verklaring (2011: 250) van striem, die van een onbekend ww. *strīan uitgaat en geen verband legt met streep.
Laat een reactie achter