Door Willem Kuiper
In 1903 publiceerde Gerrit Jacob Boekenoogen (1868-1930) de Historie vanden reus Gilias als deel IV van de prachtige, door hem in samenwerking met de Maatschappij der Nederlands(ch)e Letterkunde begonnen en gedragen, reeks Nederlandsche volksboeken. Eerder bezorgde hij de delen I-III, achtereenvolgens Den droefliken strijt van Roncevale, Historie van Floris ende Blancefleur en Historie van den Ridder metter Swane. Later zou hij nog tekenen voor de delen VI: Historie van Jan van Beverley, IX: Exempel van een soudaensdochter, X: Historie van den jongen geheeten Jacke en XI: Historie van den verloren sone. Liefdewerk oud papier in de allerbeste zin van het woord.
Recentelijk realiseerde ik mij dat deze Historie vanden reus Gilias (nog) niet geëxcerpeerd was voor het Repertorium van Eigennamen in Middelnederlandse Litereraire Teksten (REMLT). Via de on-line catalogus van de KB Den Haag vond ik op de website Early European Books, gedrukte bronnen tot 1700 een gedigitaliseerd facsimile van één van de twee bewaard gebleven exemplaren van dit boekje: KB Den Haag 190 D 21. Het andere exemplaar wordt in de Bibliotheca Thysiana van de UB Leiden bewaard: THYSIA 1935.
Ik weet dat het Internet vooral gebruikt wordt om naar heel andere plaatjes te kijken, maar mij maak je gelukkig met een oud boek in kleur en hoge resolutie. En dat geluk wordt er nog groter op als ik dat boek mag downloaden. Want dat mag lang niet altijd. On-line ziet het er oogverblindend uit, je kunt er zelfs in zoeken, maar je kunt er niet uit kopiëren. Soms mag je zo’n digitaal boek als pdf-bestand downloaden, maar als je het dan opent, is het vaak zwart-wit en zichtbaar onscherper. En dan voel je je als Jacob die naast Lea wakker wordt in plaats van naast Rachel (Genesis 29, 25).
De Historie vanden reus Gilias is een heel dun boekje, gemaakt van slechts één vel papier dat, nadat het aan beide zijden bedrukt was, twee keer over de korte kant gevouwen werd (formaat quarto). De bladen zijn niet gefolieerd. Op de titelpagina prijkt een cirkelvormig vignet, waar ik graag meer van zou willen weten, en na het slot van de tekst volgt een ‘sluitstuk’, voorstellende een zittende beer temidden van varens met aan weerszijden twee slangen. Zou ik ook graag meer van willen weten, want ik ben een leek in de wetenschap van het gedrukte boek in de zeventiende eeuw. De titelpagina vermeldt noch de naam van de drukker noch de plaats van uitgave, slechts: “Noyt voor desen in druck geweest, vermaeckelick om te lesen. Gedruckt int jaer 1641.”
Boekenoogen interpreteerde de mededeling “Noyt voor desen in druck geweest” als een verkooppraatje. Hij ging uit van een origineel uit de tweede helft van de zestiende eeuw. Maar hij kon geen eerdere vermelding van deze Historie vanden reus Gilias vinden. Wat hij evenmin kon vinden was de identiteit van de drukker en de stad waar diens bedrijf gevestigd was. Dat viel voor hem op basis van ornamenten en zetsel niet te achterhalen. Wel was hij er zeker van dat het boekje niet in Amsterdam gedrukt was, maar waar en door wie dan wel? Als mogelijke kandidaat schoof hij Andries Cloeting naar voren, die volgens de STCN (Short-Title Catalogus Nederland) van 1629-1648 te Delft drukte, en van wie 21 titels bewaard bleven.
Bij eerste herlezing van de Historie vanden reus Gilias vielen mij twee zaken op: 1) het verhaal is 100% onchristelijk, en 2) de eigennamen zijn niet ‘middeleeuws’. Een zestiende-eeuwse Nederlandse tekst, waarin geen enkele keer gerefereerd wordt aan God of aan Jezus of aan Zijn moeder of Zijn heiligen is op zijn zachtst gezegd een anomalie. Welnu, in deze Historie vanden reus Gilias is de handeling in een verleden tijd geplaatst, waarin de Romeinse goden Diana, Jupiter, Mercurius en Vulcanus (nog) actief vereerd worden.
Omdat ik in eerste instantie geen vat op de eigennamen kreeg, riep ik Google te hulp en vond zo het proefschrift van H.W.J. Kroes, Untersuchungen über das Lied vom Hürnen Seyfrid, mit Berücksichtigung der verwandten Überlieferungen. Gouda 1924. Dat blijkt de brontekst te zijn: Hürnen Seyfrid oftewel de Gehoornde Siegfried. In het eerste hoofdstuk gaat Kroes in op de herkomst van de ‘Nederlandse’ eigennamen. Die zijn dus niet overgenomen uit de brontekst, behalve die van de smidsknecht Sie-vreedt (waarom toch dat koppelteken?), maar door een belezen classicus ‘verzonnen’.
Als je dat eenmaal weet, kun je met hulp van Kroes de eigennamen in de Historie vanden reus Gilias duiden en herleiden, waarbij Kroes en ik soms met elkaar van mening verschillen. Gilias lijkt een uitvergroting van de Oudtestamentische reus Goliath (Samuel 17, 4), zes el en een (hand)palm lang, die door de herdersknaap David verslagen werd. Deze reus Gilias is woonachtig in het land Trinacria, een synoniem voor het eiland Sicilië dat ik nooit eerder in een middeleeuwse tekst tegenkwam, met daarin het gebergte Seltim en de rivier Caspe. Kroes identificeert Caspe als de rivier Choaspes, bekend uit Herodotus’ Historien I, 188, de huidige Karkheh in Iran. Deze rivier had bijzonder water, net als de Caspe. Bij Seltim denkt hij aan het Latijnse woord ‘saltus’, accusativus ‘saltum’, dat ‘bergwoud’ betekent. Bij de naam van het daar woonachtige ‘bergmanneke’ Mesines denk ik aan de stad Messina en bij het eiland Helyce denk ik aan het Griekse eiland ‘Elysion’. De ontvoerde prinses heet Eulalis, wat nogal Spaans klinkt (ter zijde: Golias is Portugees voor Goliath). Aldaar wordt de heilige Eulalia van Barcelona / Mérida vereerd, die als 13-jarige maagd op 12 februari 303 de marteldood gestorven zou zijn. De held van het verhaal is afkomstig uit de stad Melphis, wat sterk aan Memphis doet denken, en ook wordt er gerefereerd aan het instorten van de Colossus. De waarzegger en raadsman van de koning van Helyce heet Ophile. Dit doet mij denken aan Ophilia in Hamlet, heel vergezocht, ik geef het toe, wier vader Polonius een vergelijkbare baan heeft. Maar Jupiter wordt “der Menschen-Seyer” genoemd, en dat is een rechtstreeks citaat uit de Aeneas I, 254: “hominum sator atque deorum”.
Om een lang verhaal kort te maken, de Historie vanden reus Gilias is volgens mij alles behalve een ‘volksboek’, en ook geen gedrukte redactie / versie van een verloren gegane laat-middeleeuwse Nederlandse redactie van (het lied van) de gehoornde Siegfried. Het is een pastiche. Een boekje voor de grap. Letterlijk “vermaeckelick om te lesen”. Maar om erom te kunnen lachen moet je wel goed geschoold zijn. En omdat het boekje een literair geintje is, is het zo klein, en daarom ook ontbreken de naam van de drukker en de plaats van uitgave op de titelpagina, wat immers niet normaal is. Intimi moeten geweten hebben wie dat waren, en voor buitenstaanders maakte dat het boekje nóg geheimzinniger. Dat het zetsel door Boekenoogen niet geïdentificeerd kon worden, zou wel eens de weloverwogen bedoeling van auteur en drukker geweest kunnen zijn. Die hebben bewust een obscuur corps gebruikt om dit boekje te drukken: de tekst in een gotische letter, de eigennamen in romein, wat toch wel opmerkelijk zo niet afwijkend genoemd mag worden. Er is wat mij betreft dan ook geen enkele reden om te twijfelen aan de bewering op de titelpagina dat deze tekst nooit eerder in druk verschenen is, zoals ook C. Kruyskamp doet in zijn monografie Nederlandsche volksboeken: “Wanneer men dan ook op het titelblad van de eenig bekende uitgave van de ‘Genoechlijcke History vanden schrickelijcken ende onvervaerden Reus Gilias’ (1641) leest: ‘Noyt voor desen in Druck geweest’, dan moet men dat cum grano salis nemen: de taal wijst al uit dat het verhaal veel ouder is.” (p. 15).
Dat de taal oud overkomt, maakt deel uit van deze mystificatie, maar hij is niet écht oud. Hij lijkt alleen maar oud. Ik zal u niet vervelen met een opsomming van ‘moderne’ woorden in deze tekst, bijvoorbeeld ‘drollig’ (niet in het MNW) in de zin:
De dochter dit siende, verschrickte seer, niet wetende wat dit bedieden mocht, want Sie-vreedt sagger wat drollich uyt, terwijle hy de hoorens hadde.
In de epische middeleeuwse volkstaal is de cubitus / ellebogen (el) een volstrekt ongebruikelijke lengtemaat, komt wel voor in de Latijnse Middeleeuwen, en voor va(d)em geldt in wezen hetzelfde. Middeleeuwse volkstalige epische teksten meten steevast in voeten. Ook de maatverhoudingen kloppen niet. Gilias heeft de lengte van 12 cubitus, dat is ruim 8 meter, en dat is zelfs voor een reus wat aan de (te) lange kant. Een middeleeuwse reus meet 12 voet en is daarmee twee keer zo groot als een normale man. Hier is sprake van komische overdrijving. En die kom je ook tegen als het gaat om de hamer van Sie-vreedt. Een hamer van 200 pond zal in ons metrieke stelsel minstens 80 kilogram gewogen hebben, wat hem moeilijk hanteerbaar maakt. De hamer wordt echter door de reus door midden geslagen met zijn zwaard, “6 cubitus lang ende aen vier hoecken snijdich.” Een middeleeuwse reus vecht nóóit met een zwaard, zelfs niet als dat zwaard ruim vier meter lang is, en ook ben ik nog nooit een middeleeuws zwaard tegengekomen dat aan vier hoeken snijdend is. Middeleeuwse zwaarden zijn tweesnijdend. Geen onkunde of onwetendheid van de auteur maar komische overdrijving.
Die komische overdrijving begint al bovenaan de titelpagina: “Genoechlijcke history vanden schricklijcken ende onvervaerden reus G I L I A S” Dat een reus met een lengte van acht meter angstaanjagend is, wil ik graag geloven, maar dat hij ook nog eens ‘onvervaard’ is, dat wil zeggen ‘niet bang uitgevallen’, dat gaat mij te ver. Hoe geloofwaardig is een koning met één dochter en 24 zonen? Bij dezelfde moeder, zo te lezen. Ik vind het prima, zolang u maar niet gelooft dat dit een authentiek middeleeuws verhaal is. Boekenoogen en Kruyskamp hebben zich mijns inziens laten foppen door een erudiete zeventiende-eeuwse joker(us), die om wat voor reden dan ook het leuk vond om deze tekst in de traditie van het Germaanse heldenepos, maar dan met Romeinse goden (niet in de brontekst) na te vertellen. De manier waarop hij dat doet, laat zo goed als helemaal niets heel van het oorspronkelijke verhaal. Ga maar nalezen in de editie van de druk van ca. 1530, die deel uitmaakt van de Bibliotheca augustana. De Historie vanden reus Gilias komt enigszins overeen met het tweede deel, de strofen 16-172.
In navolging wordt in Duitsland de Historie vanden reus Gilias ook serieus genomen. Ik citeer het Verfasserlexikon Band 4, kolom 325:
Das 1641 erschienene ndl. Volksboek gibt – unter Wahrung der Grundelemente der Handlung – eine in Einzelheiten verhältnismäßig freie Nacherzählung des ‘Hürnen-Seyfrid’ Stoffs. Außer beim Haupthelden Sie-vreedt sind die Namen verändert, Kuperan heißt Gilias, Eugel Mesines, Krimhilt Eulalis.
Wat was die reus Gilias nu eigenlijk van plan met dat meisje Eulalis? Waarom laat hij haar ontvoeren door een geest? Zoals het er staat, wordt zij gevangen gehouden, vastgeketend aan een rots, als ware zij een vrouwelijke Prometheus. Dat haar redder en bevrijder haar als vrouw krijgt, ligt in de lijn der verwachting. Maar de exitus infelix: de verontwaardigde hovelingen die het een schande vinden dat een smidsknecht gehuwd is met de koningsdochter en daarom haar 24 broers opstoken, waarna Sie-vreedt vergiftigd wordt en de prinses van hartzeer sterft, is een schoolvoorbeeld van: En toen kwam er een olifant met een lange snuit en die blies het verhaaltje uit. Want dat is het, een zeventiende-eeuws sprookje met een pseudo-middeleeuwse inhoud.
Inmiddels brandt u van verlangen om deze curieuze tekst te zien en te lezen. Welnu, onder deze link vindt u een pdf van het origineel KB Den Haag 190 D 21. En onder deze link vindt u een kritische editie met hier en daar wat tekstkritiek en woordverklaring.
En mocht iemand op basis van de druk of het taalgebruik een idee hebben welke auteur en drukker er achter de Historie vanden reus Gilias schuil gaan, dan hoor ik dat graag.
Literatuur en links:
– Horst Brunner, ‘Hürnen Seyfrid’, in: Die deutsche Literatur des Mittelalters. Verfasserlexikon. Band 4, Berlin usw. 1983, kolommen 317-326.
– ‘Gilias’, in: Luc. Debaene, De Nederlandse volksboeken. Ontstaan en geschiedenis van de Nederlandse prozaromans, gedrukt tussen 1475 en 1540. Antwerpen 1951, p. 219-220.
– ‘Hürnen Seyfrit’, in: https://de.wikipedia.org/wiki/H%C3%BCrnen_Seyfrit
– H.W.J. Kroes, ‘Het Nederlandse volksboek van de reus Gilias’, in TNTL 69/70 (1952), p. 241-256. [Kroes gaat vooral in op de Duitse connectie en neemt het verhaal serieus].
– Das Labyrinth des Hürnen Seyfrid
Naschrift:UvA collega Boekwetenschap Paul Dijstelberge, aan wie ik mijn tekst in concept liet proeflezen, is er vrijwel zeker van dat dit boekje gedrukt werd door de Haagse drukker en boekverkoper Aert Meuris – “en in ieder geval zeker niet door Cloeting” – van wie in de STCN 251 uitgaven bekend zijn die verschenen tussen 1609-1642: “Die heeft het ornament met identieke beschadigingen maar niet de [initiaal, WK] D. Omdat hij niet compleet in mijn systeem zit, is dat laatste niet gek.”
Laat een reactie achter