Het apartheidsregime had het allemaal precies afgebakend: de officiële talen van Zuid-Afrika waren Engels en Afrikaans – de talen van de blanken, met dan nog weer een bijzondere plaats voor het Afrikaans, de blanke taal bij uitstek. In de afgelopen decennia is duidelijk geworden dat dit beeld onjuist is. Bij de volkstelling van 2001 bleek dat iets meer dan de helft (54%) van de sprekers van het Afrikaans ‘kleurling’ was, volgens de criteria van de apartheid, en dat is inmiddels een algemeen geaccepteerd feit.
Minder bekend is een groep op wie Anne-Marie Beukes en Marné Pienaar de aandacht vestigen in een recent artikel in het Nordic Journal of African Studies: de Afrikaanstaligen die volgens de criteria van de apartheid ‘zwart’ waren.
Het betreft een groep van vermoedelijk zo’n zeshonderdduizend mensen. Bij een telling in 1980 waren het er nog maar tachtigduizend, dus ofwel is die groep enorm gegroeid, ofwel wilden minder mensen vijfendertig jaar geleden toegeven dat ze Afrikaans spraken.
Die laatste mogelijkheid is waarschijnlijker: het Afrikaans was immers de taal van de blanke elite. Zwarte Afrikaanstaligen mochten over het algemeen niet naar school en hadden ook anderszins geen recht op de privileges die normaliter hoorden bij het Afrikaans.
Toch was dit juist een groep die zich van oudsher niet alleen met de taal had geïdentificeerd, maar ook met de cultuur en de calvinistische godsdienst, zoals Beukes en Pienaar laten zien. Ze waren bijvoorbeeld nazaten van kolonisten die zich met Afrikaanse groepen hadden gemengd en zo een eigen clan hadden gesticht; of van Afrikaanse groepen die zich in de negentiende eeuw bij de Boeren hadden aangesloten.
Door de apartheid vielen ze tussen de wal en het schip. Voor de racistische Afrikaanders waren ze zwarten, maar andere zwarten bekeken hen met wantrouwen omdat ze Afrikaans spraken. Die vreemde positie werd nog versterkt doordat deze groepen – of in ieder geval de groepen die overleefden – vaak in geïsoleerde gebieden lezen. Beukes en Pienaar vertellen dat sommige van hen geen woorden voor computer en electriciteit hebben en in het algemeen een erg archaïsche taal gebruiken.
Beukes en Pienaar spreken aan het eind van hun artikel de hoop uit dat juist deze groep een plaats kan krijgen in het nieuwe Zuid-Afrika waar alle verschillende vaste kaders – Afrikaans = blank en protestant – langzaam doorbroken worden. Juist deze mensen laten zien dat je identiteit niet zo vast staat, dat je hem steeds kunt kneden en veranderen.
Laat een reactie achter