Onverwachte taalvragen in de Nationale Wetenschapsagenda (3)
Door Marc van Oostendorp
Is het opvallend dat er veel van de vragen aan de Nationale Wetenschapsagenda gaan over de toekomst? Misschien niet. Als ik iets van een andere discipline wil weten zal dat ook vaak gaan over die tijd waar niemand iets vanaf weet. Heeft het nog zin om mij als oude man uit te sloven met rijles of komt de zelfbesturende auto er harder aan dan ik kan leren schakelen? Zullen we ooit de muizen uit huis kunnen weren zonder ze dood te maken? Kunnen we ooit door stijlanalyse vaststellen of Caesar platvoeten had?
En toch zijn het precies dat soort vragen waarbij je als taalkundige met de mond vol tanden staat. Vragen als:
-
Gaat het Nederlands uiteindelijk verdwijnen en zo ja, wanneer?
Taal is veranderlijk. De Nederlandse taal is altijd een mengelmoes geweest van Nederlandse, Duitse, Engelse, Franse en Spaanse woorden. Met name het Engels nestelt zich sneller dan ooit in onze taal. Bij hoeveel procent buitenlandse woorden kan je de Nederlandse taal niet meer een zelfstandige taal noemen? Gaat het Nederlands uiteindelijk verdwijnen en zo ja, wanneer?
Het zijn volstrekt redelijke vragen. We leven in een unieke tijd waarin inderdaad – vermoedelijk – het Engels ‘sneller dan ooit’ woorden en constructies aan onze taal uitleent. Wanneer wordt daarbij het verzadigingspunt bereikt, zodanig dat we eigenlijk geen Nederlands spreken met veel Engelse woorden erin, maar Engels met eventueel af en toe een Nederlands woord? En als we die maat dan eenmaal hebben vastgesteld, op welke termijn valt te voorzien dat we aan die criteria hebben voldaan.
Gele verf
Eerst dat van die maat. Het probleem is hier dat we gewend zijn te praten over talen alsof het keurig afgebakende eenheden zijn, terwijl ze eigenlijk vloeiend in elkaar overlopen. Woorden als Nederlands en Engels zijn idealisering van de werkelijkheid – heel bruikbaar in het dagelijks taalgebruik, maar op de keper beschouwd nauwelijks geschikt voor de wetenschap. Je kunt daarom wel een percentage geven (‘zodra 51% van de gebruikte woorden geleend is uit het Engels’), maar dat heeft iets willekeurigs. Het is een beetje alsof je vraagt wat de wetenschappelijke definitie is van geel: stel dat je steeds wat meer rood door de gele verf mengt, bij welk percentage spreken we dan van oranje?
Gezellig
Gegeven dit feit wordt het dus ook moeilijk om te zeggen wanneer ‘het Nederlands’ precies verdwijnt. Is in Amerika rond Louisiana het Frans verdwenen en zo ja wanneer precies? Mensen gebruiken daar nog steeds Franse woorden in hun Amerikaans, hebben soms nog een Frans accent, leren nog vaker het Frans van Frankrijk. Zo zou je dus kunnen zeggen: zolang iemand het woord gezellig gebruikt, spreekt hij Nederlands, ook al zijn alle andere woorden volkomen verengelsd. En vermoedelijk zullen mensen in onze streken nog heel lang gezellig blijven zeggen.
Het is natuurlijk een beetje vervelend om toe te geven, maar het valt dus eigenlijk niet te zeggen of het Nederlands gaat verdwijnen en al helemaal niet wanneer. Ik denk eigenlijk wel dat deelvragen meer aandacht verdienen, en vooral dat het waanzinnig interessante proces dat we nu meemaken – die enorme druk van het Engels die er in sommige deelgebieden van het leven op het Nederlands wordt uitgeoefend – meer aandacht verdient.
Anoniem zegt
VerengelsT, zolang we nog Nederlands kofschip doen…
Mient Adema zegt
Het begin van de symboliek van de verdwijning, meneer Anoniem 🙂
Hans Broekhuis zegt
Ik kan me helemaal aansluiten bij de conclusie van Marc. Het opmerkelijke bij dit soort discussies is dat de argumentatie altijd bij relatief gemakkelijk waarneembare zaken blijft hangen. De vraag “Bij hoeveel procent buitenlandse woorden kan je de Nederlandse taal niet meer een zelfstandige taal noemen?” is daar een prototypisch voorbeeld van. Stel nu dat onze woordenschat in 2250 voor 100% uit van het Engels afgeleide woorden bestaat, dat we alleen nog het lidwoord “de” hebben, maar dat de Nederlandse uitspraak, woordvorming en zinsbouw verder gehandhaafd zou blijven. Iets als:
“Woe belieft dat de Duts soen gedissappeerd wil bie?”
Is dit dan Engels of een andere taal? Ik denk dat er dan toch veel voor te zeggen zou zijn om dit 23e-eeuws Nederlands te noemen. Bij de vraag of het Nederlands verdwijnt, moeten we dus eerst de vraag stellen wat de kenmerkende eigenschappen van een taal zijn: woordenschat, uitspraak, woordvorming, zinsbouw? Zolang we daar geen goed beeld van hebben, kunnen we de vraag of het Nederlands verdwijnt niet beantwoorden. De traditionele verwijzing naar het feit dat het Nederlands zoveel woorden aan andere talen ontleend heeft, is in ieder geval volstrekt ontoereikend.
Peter-Arno Coppen zegt
De vraag kent een triviaal antwoord: het Nederlands zal verdwenen zijn als we de taal die we spreken niet meer zo noemen. Het is duidelijk dat de taal zich zal blijven ontwikkelen (zolang er native speakers zijn), en dat die taal over 10, 50, 100 jaar in zekere mate zal verschillen van de huidige omgangstaal (net zoals dat het geval is met de varianten van 10, 50, 100 jaar geleden). Aangezien dat die ontwikkeling de neiging heeft zich geleidelijk te voltrekken is het waarschijnlijk dat er nooit een moment zal aanbreken waarin kinderen zullen vinden dat ze een totaal andere taal spreken dan hun ouders. Zolang zij die taal Nederlands blijven noemen, blijft 'het' Nederlands bestaan.
Hans zegt
Je kan natuurlijk ook verwijzen naar het aforisme: "Een taal is een dialect met een leger en een vloot", omdat het impliceert dat er Nederlands gesproken zal worden zolang de staat Nederland bestaat. Dat "de taalkundige met de mond vol tanden staat", komt dan doordat het in wezen geen taalkundige vraag is. Dat is in overeenstemming met de kern van Marcs stuk en mijn reactie: het is moeilijk zo niet onmogelijk om een precieze taalkundige invulling aan die vraag te geven.
Peter-Arno Coppen zegt
Ja, wij taalkundigen zijn het helemaal eens!
Peter-Arno Coppen zegt
Ik moest bij die voorbeeldzin van Hans ineens denken aan die tekst over de geleidelijke invoering van een Engels spellinghervorming. Zie deze link, en dan vooral die tweede tekst.
H. zegt
Dat is natuurlijk alleen de taalzelfmoordkant van het verhaal. Je kunt je ook voorstellen dat het Nederlands verdwijnt door taalmoord, dus doordat sprekers van het Nederlands ophouden die taal te spreken. Dat hebben we in de Lage Landen al een paar keer meegemaakt: in Brussel zijn Nederlandstaligen Frans gaan spreken, in de Friese steden zijn Friestaligen Nederlands gaan spreken. Je kunt zelfs zeggen dat we de omvang van de taalmoord hebben gemaskeerd doordat we alle streektalen die voor het Standaardnederlands zijn ingeruild met terugwerkende kracht ook 'Nederlands' zijn gaan noemen, al hebben de sprekers dat zelf waarschijnlijk nooit gedaan.
Marc van Oostendorp zegt
http://nederl.blogspot.it/2012/10/verdediging-van-de-dt-fout.html
RHCdG zegt
Zeer met Hans Broekhuis eens. En de invloed van het Engels gaat nog verder, door Engelse termen naar een letterlijk Nederlands equivalent te vertalen, waardoor bedrijven nu bv producten 'verschepen' ipv verkopen of produceren of desnoods verzenden, en wij 'toegang hebben tot' bepaalde diensten ipv over die diensten te beschikken, enz.
Hans zegt
@H. Wat is de zelfmoordkant van het verhaal? Marc, Peter-Arno en ik hebben het daar bij mijn weten helemaal niet over gehad: er is helemaal geen sprake van zelfmoord zelfs niet in mijn fictieve voorbeeld. En je laatste zin begrijp ik niet.
@ RHCdG. Het spijt me, maar mij is volstrekt onduidelijk waar je het nu eigenlijk mee eens bent. Het lijkt erop dat je mij een afkeer tegen de "verengelsing" van het Nederlands toeschrijft, maar daar heb ik in het geheel niets over gezegd. Ik heb ook geen afkeer tegen het introduceren van nieuwe woorden die aan het Engels ontleend of van het Engels afgeleid zijn; uitbreiding van de woordenschat, in welke vorm dan ook, houdt onze taal alleen maar vitaal.
RHCdG zegt
@ Hans. Ik reageerde 's avonds pas op je reactie die ik 's ochtends had gelezen; intussen waren er alweer nieuwe reacties verschenen en ik had de pagina niet ververst.
Waar ik het mee eens was en ben is je observatie dat verengelsing niet alleen op woordniveau plaatsvindt, maar de taal in al zijn geledingen (uitspraak, woordvorming, zinsbouw) aantast. Ik voegde daar nog een ander voorbeeld bij. En dat betreft overigens geen uitbreiding van de woordenschat, maar een semantische heroriëntatie van al bestaande woorden onder druk van een andere taal.
H. zegt
@Hans: daar gaat juist jullie hele verhaal over. Daarin is relexificatie de hoofdoorzaak van taaldood. Dat scenario wordt vaak 'linguistic suicide' of 'taalzelfmoord' genoemd. Het wordt dan vaak geconstrasteerd met een ander scenario, namelijk dat van een breuk in de doorgifte van een taal aan de volgende generatie: taalmoord. Ouders zouden er bijvoorbeeld voor kunnen kiezen hun kinderen in een andere taal dan het Nederlands op te voeden. Zulke breuken zijn lang niet ongewoon.
Over de laatste zin: er zijn een heleboel streken in Nederland en Vlaanderen waarin een taal door 'taalmoord' is verdwenen. Nederlands sprekende ouders zijn in Brussel bijvoorbeeld in de 19e en 20e eeuw massaal Frans met hun kinderen gaan spreken, Friestalige ouders in Leeuwarden zijn sinds 1500 massaal Hollands met hun kinderen gaan spreken. Die vormen van taalmoord herkennen we nog als zodanig, doordat we Frans en Fries als aparte talen herkennen. Maar wanneer ouders hun kinderen opvoeden in het Standaardnederlands en niet in het dialect waarmee ze zelf zijn opgegroeid, herkennen we de taalmoord niet meteen. We doen net alsof het Standaardnederlands dat vandaag de dag de moedertaal van veel Nederlanders en Vlamingen is, is ontstaan doordat het eeuwenlang van ouder op kind is doorgegeven. Dat doet geen recht aan de werkelijkheid dat het Standaardnederlands een relatieve nieuwkomer in de Lage Landen is. Ergens in de afgelopen eeuw hebben de (voor)ouders van de Nederlandstaligen van nu besloten tot een breuk: ze spraken niet langer hun eigen dialect met hun kinderen, maar kozen voor een nieuwe gezinstaal: het Standaardnederlands. Alleen noemen we dialect vaak ook 'Nederlands', waardoor de breuk niet zo zichtbaar is.
Hans Broekhuis zegt
@RHCdG. Oké, maar ik heb dat niet beweerd. Ik zeg slechts "Stel nu dat …" om een argument op te bouwen. WAT ik stel lijkt mij bijzonder onaannemelijk, omdat ik denk dat de invloed vooral woordontlening betreft en dat de overige zaken veel minder beïnvloed worden: ik heb daar verder overigens geen onderzoek naar gedaan.
Hans Broekhuis zegt
@H: Mijn stelling is nu juist dat zelf de woordenschat een relatief onbelangrijk aspect is van taal: de stelling was dat zelfs als 100% van onze woordenschat uit het Engels zou komen, het niet ondenkbaar is dat we in sommige gevallen op grond van fonologische, morfologische en syntactische eigenschappen kunnen blijven spreken van Nederlands.
Ik kan met het woord "taalmoord" leven als er sprake is van ACTIEVE onderdrukking van een bepaalde taal/dialect. Of erop dit moment in het geval van de dialecten sprake is van taalmoord laat ik aan de sociolinguïsten over: ik denk dat hier beslist meer kanten aanzitten.