Wie mag er precies onderzoek doen naar taal? Moet je eerst een paar jaar naar de universiteit om iets te mogen zeggen over dit wonderlijke, alomvertakkende, ingewikkelde, interessante, fraaie, onderwerp? Of is wat een wiskundige met zijn onbevooroordeelde blik erover te zeggen heeft misschien wel veel interessanter dan wat jij en ik er eventueel over te berde zouden kunnen brengen?
Het is al een tijdje een onderwerp in iedere koffiekamer waar meer dan één taalkundige aanwezig is, en daardoor natuurlijk ook op de weblogs die er zijn. De afgelopen jaren verschijnt er immers geregeld af en toe onzinonderzoek in de media van psychologen, statistici en allerlei andere lieden die als olifanten door de porseleinkast lopen, in belangrijke tijdschriften bevindingen over taal publiceren die voor de meeste taalwetenschappers op zijn best achterhaald zijn, en daar ook nog eens de media mee halen.
Wat moet je daarmee?
Annemarie Verkerk schreef er vorige week een behartenswaardige blogpost over op het toch al zeer aanbevelenswaardige weblog Humans Who Read Grammars. Taalkundigen moeten het juist verwelkomen dat anderen onderzoek gaan doen naar de taal, schrijft zij. Het onderwerp is zo oneindig groot en breed dat er niet genoeg onderzoek naar gedaan kan worden. Die andere geleerden hebben natuurlijk de taak om kennis te nemen van wat andere onderzoekers over het onderwerp hebben gezegd – en vaak zullen die andere onderzoekers taalkundigen zijn. Die laatsten moeten er daarom voor zorgen dat hun kennis ook toegankelijk is voor die andere onderzoekers.
Annemarie heeft daar natuurlijk gelijk in. Tegelijkertijd heb ik – oude man, der dagen zat – het idee dat zij in haar jeugdige overmoed (ik ken haar niet, maar Humans Who Read Grammars afficheert zich als een forum van ‘young linguists’) onderschat hoe peilloos diep het probleem is.
Zolang ik me kan herinneren – en mijn geheugen is gelukkig nog opperbest, vooral als het over lang vervlogen tijden gaat – hebben er beta’s en gamma’s tegen me aangepraat, die meenden dat de reden waarom het in de taalwetenschap niet opschoot, kwam doordat de taalwetenschap het domein is van alfa’s die, zoals bekend, vooral een alfastudie hebben gedaan omdat ze te dom waren voor een echt vak. Die β’s en γ’s waren natuurlijk niet op de hoogte van het feit dat andere beta’s en gamma’s voor hen diezelfde ambitie al gehad hadden, en stukgelopen waren, en liepen daardoor zelf stuk.
Taalkundigen kunnen er anderzijds zeker iets aan doen – steeds blijven reageren als er onzin-onderzoek verschijnt en al in ieder geval kennis nemen van dat onderzoek om er de niet-onzinnige krenten uit te halen, meer samenwerken met β’s en γ’s om zinnig onderzoek te produceren dat andere β’s en γ’s misschien wel respecteren, ervoor zorgen dat de wereld, inclusief de β’s en γ’s, gemakkelijker toegang krijgen tot de resultaten van ons onderzoek, dat nu door de eigen ondoorbringbare terminologie en de plaag van de eeuwigdurende scholenstrijd soms behoorlijk duister is.
Er is een grote wereld van vooroordeel te bestrijden – vooroordeel dat zoals altijd natuurlijk vooral ook in het nadeel van de vooroordeler is. Gelukkig zijn er jonge, frisse, helder denkende krachten als Annemarie om die strijd te voeren.
Nynke zegt
Ik vind dit een goede discussie om te hebben (dus wat dat, en interdisciplinair onderzoek aangaat, go Annemarie!), maar ik ben het eigenlijk gewoon heel erg eens met Asya Pereltsvaig. 'Ondoordringbare terminologie' is er niet voor niks, en beta's en gamma's hebben er zelf hun eigen versies van: dat gaat hand in hand met specialistisch onderzoek.
Marc van Oostendorp zegt
In mijn ogen is terminologie er vooral om discussie te verkorten. Als je het vaak over een bepaald begrip hebt waarover mensen het in de omgangstaal hebben, is het nuttig daar een term voor te hebben. Daar is geen enkel bezwaar tegen, maar die terminologie is geen doel op zich, en je moet altijd ergens ook voor buitenstaanders kunnen uitleggen wat je bedoelt, ook zonder die terminologie. Toch?
:Diederik zegt
Wat is 'diezelfde ambitie'?