Onverwachte taalvragen in de Nationale Wetenschapsagenda (4)
Door Marc van Oostendorp
Een van de mooie kanten van de taalkunde is, vind ik, dat het zo’n enorm breed vak is. Je kunt experimenten doen, of oude folianten doorwerken, je kunt boeren in Flevoland interviewen of je in je bed terugtrekken met een stompje potlood en een stuk papier; en je in al die gevallen toch nog taalwetenschapper noemen.
Maar wanneer je de vragen leest die mensen hebben gesteld aan de Nationale Wetenschapsagenda besef je dat het vak misschien nog niet breed genoeg is, dat we nog veel meer taalwetenschappers nodig hebben die nog veel meer aspecten van taal bestuderen. Mensen die bijvoorbeeld de volgende vraag zouden kunnen beantwoorden:
- Welke rol spelen verschillen in spreek- en schrijftaal bij internationale en intranationale conflicten? Het valt mij op dat bij berichtgeving over grootschalige en kleinschalige conflicten tussen groepen wel veel aandacht besteed wordt aan politieke, raciale en godsdienstige verschillen, maar zelden of nooit aan taalverschillen. Toch lijkt het me voor een beter begrip en mogelijke conflictoplossing niet onbelangrijk te weten of de betrokken groeperingen (bijvoorbeeld soennieten en sjiïeten) elkaar kunnen verstaan en elkaars schrift kunnen lezen. Is er sprake van taaldiscriminatie, zoals van rassendiscriminatie? Is er een lingua franca (bv. Engels) en voor wie is die toegankelijk? Ook op kleine schaal (Nederlandse samenleving) is de sociaal-onderscheidende functie van verschillen in spreektaal (dialect, uitspraak, woordgebruik) wellicht belangrijker aan het worden dan een zichtbaar verschil als huidskleur of culturele kenmerken als godsdienst en kleding.
Overwinnaar
Het zou een onderwerp zijn voor de polemologische taalwetenschap, als deze bestond, maar ze bestaat bij mijn weten niet. Ik zou een studie over de rol van taal en taalkeuze bij conflicten in ieder geval onmiddellijk proberen te lezen als ik het ergens zou tegenkomen, maar ik heb zoiets nog nooit gelezen.
Het idee dat talen de basis kunnen zijn van conflicten speelde natuurlijk een grote rol bij de idealisten die sinds het midden van de negentiende eeuw pleitten voor de invoering van neutrale hulptalen als het Esperanto, maar de empirische basis van hun pleidooi is bij mijn weten nooit onderzocht. Je kunt natuurlijk ook makkelijk wijzen op het tegendeel: talen als het Servokroatisch die uiteensplijten bij een conflict, en er zijn in ieder geval weinig gedocumenteerde gevallen van bloedige taaloorlogen uit het recente verleden. Meestal is het toch eerder zo dat de overwinnaar van een conflict uiteindelijk de andere partij zijn taal oplegt; maar het conflict is dan om andere redenen begonnen.
Woestijntaal
De politicus Geert Wilders (PVV) kwam vorige week in het nieuws omdat hij het Arabisch een ‘irrelevante woestijntaal’ noemde, maar mijn indruk is dat ook Wilders niet echt gedreven wordt door een enorme afkeer van die taal; dat het hem eigenlijk om andere eigenschappen van de sprekers van die taal te doen is.
Kennelijk roepen taalverschillen niet zulke hartstochtelijke gevoelens van afkeer op als andere verschillen tussen mensen, zoals die in ‘ras’, ook al is dat laatste verschil veel abstracter en eigenlijk onzinnig. Tegelijkertijd gebruiken mensen taal wel degelijk om zich van elkaar te onderscheiden; volgens veel sociolinguïsten is dat zelfs een belangrijke reden waarom er zoveel taalvariatie is op de wereld.
We hebben hier te maken met een echte paradox. Op kleine schaal spelen taalverschillen een belangrijke sociologische rol, maar op grote schaal zijn die verschillen zelden genoeg aanleiding voor een oorlog. Ik denk eigenlijk dat we meer over het wezen van taal zouden begrijpen als we een antwoord op deze vraag zouden hebben. Maar ik ken geloof ik niemand die de kwestie zou kunnen of willen aanpakken.
Deze reeks wordt volgende week donderdag voortgezet.
Drabkikker zegt
The more similar people become, it seems, the more they are concerned with remaining distinctive.
T.H. Eriksen, Small Places, Large Issues, p. 262.
Anoniem zegt
Er zijn toch wel voorbeelden te noemen van taalverschillen die "hartstochtelijke gevoelens van afkeer" oproepen. Of op zijn minst van conflicten waarbij die taalverschillen essentieel zijn. Ik denk spontaan aan de situatie van het Koerdisch in Turkije (lange tijd – of nog steeds? – verboden door de Turkse overheid) en aan de taalstrijd in België in de vorige eeuw. Het gaat hier wellicht niet om conflicten waarvoor taal de directe aanleiding vormt (al zijn historici het daar in het geval van de Belgische taalstrijd niet over eens), maar taalbeleid en taalstrijd zijn wel "zware wapens" in zo'n conflict. Het zou me niet verbazen moesten er nog andere voorbeelden zijn van bijvoorbeeld repressief taalbeleid of van taal als wapen in een conflict.
Luc
De Tegenwoordige Staat van Erik zegt
De vraag gaat lijkt me meer over miscommunicatie dan over daadwerkelijk taal als kern/aanleiding van conflicten.
Evengoed lijkt het me wat te simpel om dat laatste zo gemakkelijk weg te wuiven. Ik denk dat de Catalaanse onafhankelijkheidswens en het (vroegere?) Baskische terrorisme toch op z'n minst mede zijn veroorzaakt door de taalpolitiek van Franco. En ook in de Baltische staten wordt taal als wapen gebruikt. En dichter bij huis heeft taal natuurlijk in het verleden toch ook wel tot heftige conflicten geleid bij onze zuiderburen (ik spreek hier even als Nederlander).
Ik zou deze opsomming zonder al teveel moeite nog veel langer kunnen maken, zowel met historische als met aktuele voorbeelden.
Lucas Seuren zegt
Het hangt ook af van hoe je naar taal wilt kijken. Het lijkt me vrij evident dat taal altijd een rol speelt in conflicten. Om maar even een simpel voorbeeld te nemen: Griekenland. Net zo belangrijk als waar, wanneer en tegen wie iets wordt gezegd, is het natuurlijk ook belangrijk wat en hoe dat wordt gezegd. Het zou me ook zeker niet verbazen als cultuurverschillen daarbij een rol kunnen spelen tussen hoe Brussel omgaat met een boodschap van Tsipras en het Griekse volk/parlement.
Dat soort kwesties spelen natuurlijk bij elk conflict een rol. Welke rol dat precies is, dat verschilt van conflict tot conflict en daar is natuurlijk best onderzoek naar te doen. En er zijn ook vast meer dan genoeg mensen die daar interesse in hebben 🙂
Marc van Oostendorp zegt
Ja, zeker, maar dat trekt de vraag eigenlijk een heel andere richting op, en wel een waar toevallig wél veel onderzoek naar is gedaan. Maar je zou kunnen zeggen dat de verschillen in communicatiestijl en dergelijke juist soms verergerd worden doordat ze niet expliciet worden gemaakt; in het onderhavige geval kan ik me voorstellen dat bijvoorbeeld de communicatie tussen Varoufakis en Schäuble nog slechter wordt omdat beiden zich voorstellen dat de ander wel zal communiceren op zijn manier. (Varoufakis heeft zulke dingen ook na zijn aftreden gezegd, dat hij verbaasd was dat zijn collega's niet over politieke kwesties wilden discussiëren:)
Dat is allemaal razend interessant, maar het aardige van dit soort vragen 'uit het publiek' vind ik dat ze je ervan bewust kunnen maken dat er ook nog heel andere dimensies aan de problematiek bestaan. Dat er nooit iemand opstaat die zegt 'die Grieken met hun aanstellerige letters' of zo, of zelfs 'die Grieken moeten gestrafd worden om hun rare communicatiestijl'.
taaldenker zegt
Wat je wel hebt, is dat de taal gebruikt wordt als excuus om iemand niet ernstig te nemen. 'Die spreekt dialect en is dus dom. Daar hoef je niet naar te luisteren'. Om maar een voorbeeldje te noemen. Taal dus niet als oorzaak van conflict, maar wel als ogenschijnlijke oorzaak (eigenlijk excuus) om uit te sluiten. En net dat kan wèl conflicten veroorzaken. Daar weten we in België alles van, van 'Skild en vriend' tot de Vlaamse Beweging ;-).
Dit artikel gaat er zijdelings ook over: een manier van spreken als oorzaak (excuus) dat vrouwen niet ernstig worden genomen: https://debuk.wordpress.com/2015/07/26/a-response-to-naomi-wolf/ . Een andere insteek voor hetzelfde thema: taal en conflict, oorzaak/gevolg. De vervlechting van taal en identiteit zal er ook wel niet vreemd aan zijn.