Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (34)
Het Nederlandse sonnet bestaat 450 jaar. Hoe is het de taal in die tijd vergaan?
Door Marc van Oostendorp
In één traditie in de Nederlandse letteren is het dichten vooral vertoon van virtuositeit – laten zien wat een ingewikkelde regels jij aankunt en dan nog steeds iets zinnigs zeggen. Die traditie is zeker al ouder dan het sonnet – we associëren hem in de Lage Landen vooral met de rederijkers. Maar aan de andere kant heeft de veertienregelige vorm sindsdien altijd óók op liefhebbers van deze traditie een aantrekkingskracht gehad.
Al snel werd alleen die vorm ook niet uitdagend genoeg gevonden: ja, je moet rijmklanken terugvinden die een aantal keer terug kunnen komen, en na acht regels moet er een omslag komen en zo zijn er nog een paar regels. Maar de echte virtuoos kan meer. In de zeventiende eeuw ontstaat er dan ook een gezelschapsspel waarbij men elkaar rijmwoorden opgeeft waarmee je dan het sonnet moet invullen.
Bij gebrek aan poëtisch gezelschap kun je dat spel bovendien in je eentje spelen, zoals de Zwolse Anna Morian (1674-1696) in 1674: ze dichtte twee sonnetten met dezelfde rijmwoorden maar met bijna tegenovergestelde betekenis.
Zwolle was in de jaren (1674) het strijdtoneel geweest van een oorlog (de ’tweede Münsterse oorlog’) tussen de Republiek aan de ene kant en de bisdommen van Münster en Keulen aan de andere. In Op de omgekeerde Godtsdienst en vrye staetsregeering te Zwol, 1674 beschreef Morian de stemming van de bezetting onder de Zwolse protestanten:
O eertyts cierlijk Zwol, nu onder ’t jok gebukt,
Helaes! Hoe is uw kracht ter aarde neêrgebogen,
Wat is uw staetzon zwart met wolken overtogen,
Uw burgery haer recht en vryheit weggerukt!
Dog ’t aerdsch was noch gering, waer ’t Babel niet gelukt
Gods huis t’ontwyden, en door haer verwaent vermogen
De leugen en ’t gewelt zoo trots voor ieders ogen
Ten troon te voeren, mits Gods waerheit wort verdrukt:
Zoo maeitme op ’t laetst met smart de bittre zondevrugten,
En zucht van hartewee, daer eerst het lant most zuchten,
Vol wellust, hovaerdy, en ongerechtigheit.
Wy bidden onderwyl, met uw verdriet beladen,
Verlos uw volk en kerk, verzoen haer gruweldaden,
Zoo wort uw naem geëert, o Oppermajesteyt.
In Op de herstelde Godtsdienst en vrye staetsregeering te Zwol, 1674 beschreef ze de opluchting nadat de Münsterse soldaten vertrokken waren:
Nu ryst het vrolyk Zwol, dat onlangs zat gebukt
En onder ’t lastig juk der mytermaght gebogen.
De vryheit heeft haer hals van ’t vreemt geweld onttogen,
En ’t oudeburgerrecht dien fellen klaeu ontrukt.
Het Roomsche Babel is zyn aenslag ook mislukt.
Dewyl zyn outerdienst, ontzenuwt van vermogen,
Voor Sions erfrecht zwicht: nu stygt voor ieders ogen
Gods waarheit op den troon, niet meer op ’t hart gedrukt.
Nu schenkt de vrede u weêr haer lieffelyke vruchten,
O lantgenoten; maer gedenkt uw voorig zuchten,
En keert niet van verdriet tot losse dartelheit.
Gods goetheit heeft u weêr met weldaên overladen;
Ontvout nu ook zyn lof; verheugt u in zyn daden,
En heyligt u ten dienst der Oppermajesteit.
Het is interessant om te zien wat Morian kennelijk als nog voldoende ‘hetzelfde’ beschouwde. Ja, in de eerste en in de laatste regel is het precies hetzelfde woord (gebukt en Oppermajesteit – beide gedichten gaan van het kleinste naar het hoogste), en ook in de regels 6 en 7 (vermogen – (voor ieders) ogen) worden precies dezelfde woorden gebruikt.
Maar in de andere regels lijkt de definitie een andere. Welke precies? Vaak is alleen de stam hetzelfde (zoals bijvoorbeeld in overtogen/onttogen, gelukt/mislukt), één keer is het zelfs alleen hetzelfde achtervoegsel (ongerechtigheit/dartelheit). Morian paste kortom een wat subtielere morfologische analyse toe: het was niet per se het laatse woord dat hetzelfde moest zijn, alswel het laatste morfeem.
Aardig is dat je ook spellingvariatie in actie ziet. Morian zag er kennelijk geen been in om in het ene gedicht vruchten te schrijven en in het andere vrugten. Terecht beschouwde ze dat als lood om oud ijzer.
Ik heb deze sonnetten overgenomen uit Het hart naar boven. Religieuze poëzie uit de zeventiende eeuw, bezorgd door Ton van Strien en Els Stronks. Amsterdam: Ambo / Amsterdam University Press, 1999. Met dank aan Olga van Marion.
K. zegt
Anna Morians gedichten werden postuum gepubliceerd. Tenzij we beschikken over de autografen is het niet mogelijk uitspraken te doen over haar spellingkeuzes. Voor de variaties in spelling kan de drukker/tekstbezorger verantwoordelijk geweest zijn.
Marc van Oostendorp zegt
Dat is waar, maar het maakt mij ook niet zoveel uit wie precies voor die keuzes verantwoordelijk was; het punt blijft hetzelfde.
Bas Boekelo zegt
De prestatie van een Bout rimé is m.i. nou juist het gebruik van dezelfde rijmwoorden. Een woord als 'gebogen' heeft meerdere betekenissen. Als de dichter daar gebruik van weet te maken is dat een pluspunt. Maar ' gedrukt' heeft een andere betekenis dan 'verdrukt'. De dichter kan het zich net zo moeilijk of gemakkelijk maken als gewenst. Maar de prestatie is navenant.