Onder de vele dingen die ik vorige week geleerd heb tijdens het Colloquium Neerlandicum was dit misschien het verrassendst: dat Max Havelaar een laffe dhimmi was.
Een van de grote inzichten van de eenentwintigste eeuw is dat het laf is om tegemoetkomend te zijn aan mensen die de andere wereld zien dan jij. Er was onlangs weer sprake van toen een Amerikaanse journaliste NRC Handelsblad bekritiseerde om de volgens haar racistische manier waarop een recensie van enkele boeken over racisme in Amerika werd gepresenteerd in de krant, en de redactie van de krant toen zei dat het niet de bedoeling was geweest om te kwetsen. In vroeger tijden zou de redactie geprezen zijn om zijn beleefdheid, maar tegenwoordig weten auteurs van andere kwaliteitskranten zoals de Volkskrant wel beter: dit alles is ingegeven door angst.
Laffe knieval van NRC voor de rabiate domheid van een Amerikaans redactricetje.. http://t.co/Zg1JzcZQ7m
— Sylvia Witteman (@sylviawitteman) 14 augustus 2015
Gegeven deze inzichten is ook onze beoordeling van de grote held uit de vaderlandse letteren aan een nieuwe beoordeling toe, een die meer aangepast is aan de moderne tijd.
De toespraak tot de hoofden van Lebak geldt nog steeds als een van de beste toespraken van de Nederlandse taal, maar De Jong wees erop dat Havelaar zich in die toespraak de hele tijd aanpast aan zijn publiek en er zelfs niet voor schroomt om daarbij positief te spreken over Allah:
Want ik weet dat Allah den arme liefheeft, en dat Hy rykdom geeft aan wien hy beproeven wil.
(…)
En daarom juist zyn wy Allah dankbaar dat hy ons macht heeft gegeven om hier te arbeiden.
(…)
Als Allah ons in ’t leven spaart, zullen wy zorg dragen dat er welvaart kome.
Ja, u leest het goed in het werk dat in iedere canon van de Nederlandse letteren op nummer 1 staat, prijst de held onbecommentarieerd een verschrikkelijke politieke ideologie!
De Jong analyseert de toespraak (hier is een video van een andere gelegenheid waarbij hij dat deed) als een op zichzelf staande tekst: Max Havelaar wilde de hoofden aanzetten tot ander gedrag, welke middelen zette hij daarvoor in. Maar we kunnen natuurlijk niet voorbij gaan aan het feit dat de roman als geheel ook een retorisch doel heeft, en dat de integrale opname van deze toespraak in het boek op zich een retorisch doel dient.
In de negentiende en de twintigste eeuw kon je nog denken dat het retorische doel was: laten zien wat een beschaafde man die Havelaar was, en hoezeer hij zijn best deed om de hoofden waar hij als assistent-resident mee te maken had met zachte hand op het juiste spoor te zetten. Dankzij de nieuwste inzichten weten we nu wel beter: die Havelaar is niet voor niets totaal mislukt in Lebak. Je had de mislukking kunnen zien aankomen: iemand die om te beginnen al een laffe knieval maakt naar de rabiate domheid van Javaanse hoofdjes kan natuurlijk nooit iets goeds tot stand brengen.
Anoniem zegt
De Jong? Loe? Wilfried? Luuk?