Door Marc van Oostendorp
Cyberseks is natuurlijk wel een interessant onderwerp, maar ik vind niet dat Chrystie Myketiak er veel van maakt in haar artikel The co-construction of cybersex narratives, dat onlangs verscheen in het tijdschrift Discourse & Society.
Het uitgangspunt is interessant: wanneer twee mensen elkaar in een online spel of een chatbox ontmoeten, kunnen ze besluiten om cybersex te hebben. Die seks is dan een verhaaltje, maar van een bijzondere soort, namelijk een verhaaltje dat ze samen maken: de een vertelt wat, en daar reageert de ander dan weer op.
Dat levert op zich amusant proza op, met een bizarre mengeling van stijlen, zo van “The only sexual statement that she replies to directly is the first in Line 1 (‘perhaps I should fuck you’), which is not a question requesting her consent or a suggestion of a mutual or reciprocal activity, but a declarative assertion of an act to be done to her.”
Maar zoals uit deze zin al blijkt is het artikel eigenlijk ook wel vooral een verzameling banaliteiten. Om te weten dat ‘perhaps I should fuck you’ geen echte vraag is, moet je weliswaar eerst jaren gestudeerd hebben, maar dat is alleen omdat je anders geen zinsneden als “suggestion of a mutual or reciprocal activity” uit je toetsenbord krijgt.
Verder maakt Myketiak nogal veel werk van het feit dat de deelnemers naar zichzelf afwisselend in de eerste en de derde persoon, en naar de ander in de tweede en de derde persoon verwijzen, maar ook bij haar observaties daarover blijft ze een beetje steken. Zoals ze in haar analyse van de spelling (‘cum’ in plaats van ‘come’) opmerkt dat dit komt doordat online seks misschien wel beïnvloed is door de pornografie. En uit het feit dat de vrouwelijke deelnemers in haar twee gesprekken minder leidend zijn in de co-constructie van het verhaal concludeert dat heteroseksuele normen leidend zijn bij dit soort gesprekjes.
Tegelijkertijd laat ze volgens mij een belangrijk aspect van die online seksverhalen liggen: dat het co-constructies zijn. Ze beweert dat het daarmee een uniek genre is: niet een verhaal van een verteller die af en toe wordt onderbroken, aangevuld of aangemoedigd door zijn publiek, geen tweegesprek, maar een gezamelijke constructie van een verhaal. Maar ze gaat daarmee aan voorbij dat er een heel breed ander genre is dat hier, niet in de inhoud maar wel in de vorm, sterk op lijkt: dat van het kinderspel.
Ook in het kinderspel maken de deelnemers samen het verhaal, en ook in dat kinderspel gooien ze eerste en derde persoon door elkaar (‘en toen deed ik mijn jas aan en ging naar zijn werk’). Het lijkt mij dat de deelnemers aan online seks op die conventies teruggrijpen, zoals de liefde natuurlijk toch al bezaaid is met kindertaal. Verliefde mensen spreken elkaar toe alsof ze kinderen zijn, geven elkaar koosnaampjes, praten met een raar hoog stemmetje, en als ze op internet verkeren, spelen ze doktertje.
RHCdG zegt
Die verwisseling van 1e en 3e persoon zie ik niet zo; heb je daar geen sterkere voorbeelden van? Wel zie ik verwisseling van tijden: jij bent de cowboy en je zat op je paard.
JudyElf zegt
‘Jij was de ridder en ik was de draak. En de ridder had een toverzwaard, maar de draak had zeven koppen…’ Enz.
felix van de laar zegt
verwisseling van 1ste en 3de persoon komt ook vrij frequent voor in een kleine verzameling van kinderverhalen (groepen 6, 7 en 9) die ik in mijn pc heb zitten. Eén kind is voldoende om zich beurtelings in "zichzelf" en in een ander te verplaatsen.