Meer dan elfhonderd jaar geleden stond er een kleine kapel in de duinwallen van Kennemerland. Tussen het wuivende helmgras trotseerde het stenen gebouw jaar na jaar zeewind en stuifzand. De kapel was het eigendom van de West-Friese krijgsheer Gerulf, een leenman van de West-Frankische koning. Zij vormde het middelpunt van zijn Friese domein. Met man en macht verdedigde Gerulf dit domein tegen Deense zeerovers. Uiteindelijk eisten de natuur en het oorlogsgeweld hun tol. In de tiende eeuw moest een nakomeling van Gerulf de kapel landinwaarts verplaatsen. Hij breidde het gebouw uit tot een heus kloostercomplex waar veelal Vlaamse monniken prachtige handschriften produceerden. Het was in dit klooster dat een kopie van de Oudhoogduitse Williram werd vervaardigd en vermoedelijk komen ook daar de recent gevonden Oudfriese glossen vandaan. Omdat het klooster bij de monding van de rivier de Egge lag, noemde de boerenbevolking deze plaats Ecmunda. Daar te Egmond, te midden van Vlaamse monniken en Friese krijgsheren, werd Oudnederlands gesproken.
2015 Historische fonologie van het Nederlands, (1ste druk 1986), Leuven/Amersfoort.
Roland Schuhmann zegt
Waar, maar waarschijnlijk (als ik het vergelijk met de situatie van het oudhoogduits in de 'Germanistik'-studie hier) wegen het BA/MA-systeem niet goed realiseerbaar.
(de link van het ONW funktioneert niet: "The requested URL /onderzoek-a-onderwijs/lexicologie-a-lexicografie/onw. was not found on this server.")
Groetjes, Roland.
Han Nijdam zegt
Hear, hear, Peter Alexander. Maar ik ben het met Roland eens, in die zin dat de tijden helaas veranderd zijn. In dat opzicht komt het Oudnederlands te laat: het had al een eeuw eerder als taalperiode erkend moeten worden, dan was het opgenomen in het curriculum voor studenten. Nu moet er nog heel veel PR worden bedreven om mensen uit te leggen dat er überhaupt zoiets als het Oudnederlands bestaat. (Een publieksboek misschien?)