De Nederlanders die aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw naar Amerika gingen, hadden niet de bedoeling om daar de Nederlandse taal zo enthousiast mogelijk te onderwijzen aan de lokale bevolking. In plaats daarvan, weten we uit onderzoek, hadden zij de neiging om zo snel mogelijk Engels te spreken met elkaar en met hun kinderen.
Het gevolg is dat het Nederlands in de Midwest nu, ruim honderd jaar later, nog slechts een beetje kwijnt. Al weten we zelfs dat niet zeker, want het laatste enigszins omvangrijke onderzoek over de taal daar stamt alweer uit 1989, toen Caroline Smits er veldwerk deed voor haar proefschrift.
Ze werk
Samen met Jaap van Marle komt Smits nu nog eens terug op het oude onderzoeksmateriaal om een nieuwe dimensie te belichten aan deze kwestie: die van de taalnormen. We weten al uit Smits’ proefschrift dat de onderzochte Nederlandse Amerikanen hele delen van de grammatica niet meer toepasten. Maar betekende dit ook dat ze de normen niet meer kenden?
In de nieuwe studie vergelijken Smits en Van Marle wat de migranten en hun nakomelingen daadwerkelijk zeiden met hoe ze oordeelden over dezelfde constructies. We weten bijvoorbeeld dat ze in plaats van ze werkten soms dingen zeiden als ze werk, ze werkt of ze werken zeiden, en Smits tekende indertijd zinnen op als:
- Mijn twee broer die waren naar Racine gegaan.
- Hij dragen altijd witte handschoenen.
- Het was maar een kleine broertje.
- En dan over een ander brug.
Frans D. zegt
De link naar het stuk van Smits en Van Marle werkt niet.
FD zegt
Sorry, de onderste link werkt wel.
Marc van Oostendorp zegt
Dank, de link in de tekst werkt nu hopelijk ook.
Olivier van Renswoude zegt
Toevallig heb ik laatst nog dit stukje van de Wereldomroep over Pella-Nederlands gezien:
Het gaat die oude mensen niet gemakkelijk af.