Door Jeroen Dera
Toen Hanneke Groenteman in 2001 stopte met haar kunstprogramma De plantage, uitte Joost Zwagerman in De Volkskrant de wens dat de VPRO nu snel met een ‘echt literair programma’ zou komen, ‘waarin schrijvers kunnen spreken over datgene wat bij Groenteman altijd de sluitpost van de conversatie was: de literatuur.’ Geen nadruk op human interest, dus, maar televisie die er niet voor terugdeinsde om daadwerkelijk boeken centraal te stellen, zonder daarbij in sektarisme te vervallen. Enigszins jaloers keek Zwagerman naar de situatie in Frankrijk, waar Bernard Pivot zijn legendarische programma Apostrophes maakte, maar ook in Nederland was de situatie wel eens minder bar geweest – denk bijvoorbeeld aan het AVRO-programma Literaire ontmoetingen, waarvoor Hans Gomperts in 1963 een Nipkowschijf kreeg uitgereikt.
Misschien was het naïef van Zwagerman om naar diepgaande televisiegesprekken over literatuur te verlangen. De tijd dat schrijvers maatschappelijk relevant genoeg waren om minutenlang over poëzie te mogen spreken lag immers ook in 2001 al tijden achter ons. Toch is het wrang dat uitgerekend een auteur als Zwagerman, die zich de afgelopen jaren als publieke figuur inzette om de ogen van het televisiepubliek te openen voor schoonheid, nu zelf ten prooi valt aan de kaalheid van de Hilversumse omgang met literatuur.
Symptomatisch is de aflevering van De Wereld Draait Door die de VARA afgelopen woensdag uitzond, een dag na Zwagermans dood. Dat de hele uitzending in het teken stond van de gestorven schrijver, is op zichzelf een teken dat de redactie diens culturele belang allesbehalve heeft onderschat. In de drie kwartier die het programma duurde, werd echter een wel erg mager beeld van Zwagermans schrijverschap geschetst. Zeker: er is óók een kunstcommentator overleden, dus het is volkomen begrijpelijk dat een deel van de tijd aan die thematiek werd gewijd. Zelfs de vele referenties aan Zwagermans optredens in De Wereld Draait Door kan ik nog aanvaarden, al benadrukte Matthijs van Nieuwkerk wel erg frequent hoe vaak ‘Joost’ ‘bij ons aan tafel’ had gezeten. Problematischer is dat ook het commentaar op Zwagermans schrijverschap niet gevrijwaard bleef van een dergelijk incrowd-karakter.
Het waren generatiegenoten Jessica Durlacher en Ronald Giphart die terugblikten op de literaire carrière van hun vriend, inclusief de tijd dat ze samen studeerden of werkten rond het praktisch vergeten tijdschrift De held. (‘Wij deden ertoe’, aldus Van Nieuwkerk.) Slechts één roman van Zwagerman werd met naam en toenaam genoemd: zijn literaire doorbraak Gimmick! (1989). Giphart mocht kort toelichten waarom dat boek een sensatie was: ‘voor het eerst’ in de Nederlandse literatuur trad er een personage op dat ‘tekeerging’ en ‘verdorven’ was, dat drugs gebruikte en de creditcard van zijn ouders stal. Ik geloof meteen dat dit voor Giphart een hele openbaring is geweest, maar literair-historisch gezien raakt zijn opmerking kant noch wal: men hoeft Ik, Jan Cremer (1964) maar te lezen om zijn woorden te kunnen ontkrachten. Ook later in de uitzending, als Giphart de kijker aanraadt Zwagermans eerste dichtbundel De ziekte van jij (1988) te lezen, is er nergens sprake van serieuze reflectie: verder dan ‘prachtige liefdespoëzie’ gaat de tafelgast niet.
En wie neemt het hem kwalijk? Ronald Giphart verloor daags voor de uitzending een vriend; waarschijnlijk had hij wel wat beters aan zijn hoofd dan het voorbereiden van een literaire necrologie. Toch verkoos De Wereld Draait Door ‘een tafel vol vrienden, kennissen en collega’s’ (de woorden zijn van Van Nieuwkerk) boven de afstandelijker benadering die de kunstkritiek van Zwagerman nu juist sierde. De consequentie is dat het grote publiek niets wijzer is geworden over de betekenis van Zwagerman als literair auteur: hoe hij als een van de voormannen van de Maximalen de Nederlandse poëzie nieuw leven inblies; hoe hij delicate maatschappelijke thema’s verwerkte in toegankelijke romans die door massa’s scholieren gelezen werden en worden, hoe hij flirtte met het postmodernisme, hoe hij de Nederlandse verhaalkunst en essayistiek ving in kloeke bloemlezingen die staan als een huis.
Zet een literatuurcriticus of letterkundige aan tafel en de tv-kijker zal weten dat Zwagerman beslist niet is blijven hangen in Gimmick!. Voor De Wereld Draait Door is het echter genoeg dat we mee kunnen praten over de waan van de dag: als een bekende schrijver zelfmoord pleegt, dan is het relevanter om te horen hoe zijn omgeving dat ervaart dan om een grondig gesprek over zijn werk te voeren. Dat getuigt van een ideologie waarin literatuur – en bij implicatie lezen – bijzaak is geworden in een celebrity-cultus. Het meest pijnlijk kwam dat tot uiting toen Van Nieuwkerk een vragenrondje inlaste om te vragen met welk boek nieuwe Zwagermanlezers nu het beste konden beginnen: ‘Er zitten veel mensen die denken: we lezen nog niet zo veel, we willen het nu wel lezen.’ Blijkbaar biedt De Wereld Draait Door graag een service aan kijkers voor wie een schrijver eerst moet sterven alvorens hij interessant wordt om te lezen. Met wijlen Zwagerman als frequente tafelgast zou je toch verwachten dat het programma meer van cultuurbemiddeling begrepen had.
Laat een reactie achter