Dat de metriek van P.C. Hooft bijna perfect was, durfde ik vorige week op deze plaats te beweren. Binnen enkele decennia had de regelmatig afwisselende versregel de Nederlandse poëzie veroverd, en P.C. Hooft was er al meteen de meester in – het is een beetje zoals Cervantes een van de eerste romanschrijvers was en meteen ook een van de beste, of Buster Keaton een van de eerste filmmakers, en meteen de grappigste.
In het Nederlands gold die laatste eis ook, maar waren de lettergrepen verder gegroepeerd in duidelijke afwisselingen van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen; iets wat in het Frans niet goed mogelijk is, omdat het Frans woorden nauwelijks beklemtoont (het legt alleen klemtoon op de laatste lettergreep van een bij elkaar horende groep woorden). Een combinatie van een onbeklemtoonde en een beklemtoonde lettergreep heet een jambe. Een Nederlandse alexandrijn bestond dus uit zes jambes (met na de derde jambe een cesuur).
Pas veel, veel later (eigenlijk pas in de negentiende eeuw) zou in Nederland de versregelvorm populair worden die in Engeland inmiddels populair was gemaakt door onder andere William Shakespeare: die van de vijfvoetige jambe, met dus vijf in plaats van zes voeten.
Toch werd die vorm ook in de zeventiende eeuw al een enkele keer gebruikt, ook door Hooft:
De versvorm is hier lichtelijk anders dan die van de Shakespeareaanse (en modern Nederlandse) jambische pentameter (penta betekent vijf in het Grieks), omdat ook hier een cesuur in zit, en wel tussen de vierde en de vijfde lettergreep. Tel maar na: daar staat altijd een spatie. Dat geldt ook voor de paar andere gedichten die Hooft in deze vorm geschreven heeft.
Ook die vorm kwam uit het Frans, waar de dekasyllabe – deka betekent tien in het Grieks – aan dezelfde eis voldeed. Het is een van de vele aanwijzingen dat de Nederlandse dichtkunst zich vooral op Franse voorbeelden modelleerde, en niet op bijvoorbeeld Italiaanse. In de laatste moesten de vierde en de vijfde lettergreep juist samen in een woord staan. Die vorm heeft bij mijn weten geen enkele Nederlandse dichter ooit geprobeerd.
Mient Adema zegt
Ik snap niet zo veel van dit gedicht, maar je fantasie gaat er dan al snel mee op de loop. Je krijgt het idee dat Hooft een parallel trekt tussen zijn degen en wat er aan ornamenten op de bol ervan staat afgebeeld en de avonturen die hij zelf in de liefde meemaakt. Ik las daar een alleraardigste beschouwing over van een zekere Witstein.
En je leest zoiets natuurlijk hardop voor, wetend dat het om jambes gaat, die in een regel meestal na twee ervan door een cesuur worden gevolgd. Helemaal klopt dat in dit gedicht niet, want bij de eerste regel valt de pauze een jambe verder, na de derde. Helemaal bont maakt Hooft het dan wel in de 10e regel (ik was door zijn waarschuwing vrij gebleven), waar je die pauze dan maar moet inbrengen in de woordgroep "zijn waarschuwing". De regel loopt wat te gesmeerd.
Verder viel me de 2e regel op, waar beeldrijk indertijd blijkbaar met de klemtoon op de laatste lettergreep werd uitgesproken. Beeldrijk zou nu een trochee zijn. (ik onthoud zoiets altijd door het feit dat jambe een trochee is en trochee een jambe.)
Echte zaterdaglectuur natuurlijk weer, heerlijk…:-)