Door Mark Dingemanse
Het team achter het Oxford Dictionary verkoos dit jaar een wel heel bijzonder woord van het jaar: een emoji. Lucas Seuren wijdde er hier op Neder-L een columnaan, waarin hij zijn ongemak beschreef met de classificatie van emoji’s als woorden: “Ik zou liever de enge betekenis van woord hanteren. Een emoji is gewoon een andere vorm van communicatie; het is in zekere zin taalloos.”
De impliciete opvatting van taal hier lijkt er één te zijn die sterk aan het schrift gebonden is. Volgens die opvatting, breed gedeeld, telt iets als taal als we het netjes op kunnen schrijven in ons conventionele alfabet en als het niet al te iconisch of visueel is. Handig voor schrijvers, vertalers en docenten, dat geef ik gelijk toe. Maar moeten we als taalwetenschappers ons vakgebied laten begrenzen door de conventies van een cultureel bepaald schriftsysteem?
Boekhouden
Eén probleem is dat gebarentalen dan buiten de boot vallen, louter omdat ze plaatsvinden in een medium dat wat moeilijker te vangen is in ons aan klank geketende schrift. Hetzelfde geldt voor gebaren in gesproken taal, die lang niet altijd zo “paralinguistisch” zijn als men lang vermoedde (zo zijn demonstratieven bijna betekenisloos zonder wijsgebaren). En natuurlijk ideofonen, gesproken woorden die lang te rebels geacht werden om opgeschreven te worden. En wat te denken van prosodie, de systematische stembuigingen waarmee we dingen markeren als citaat, als belangrijk, of als een grap?
Er is kortom een hele reeks aan fenomenen die min of meer buiten de boot vallen voor wie zich laat leiden door wat toevallig opgeschreven kan worden. Dat komt omdat ons schriftsysteem een relatief recente culturele uitvinding is die nooit bedoeld was om een volledige, getrouwe weerslag te geven van alle aspecten van taal. Kort gezegd (en een beetje chargerend): het schrift is uitgevonden voor boekhouden. Veel van onze vroegste krabbels zijn inventarissen van bezittingen en schulden. Hoewel ons repertoire iets is verbreed in de millennia sindsdien, komen de pragmatische, interpersoonlijke, iconische en multimodale aspecten er nog steeds bekaaid vanaf.
Dat is nou juist het interessante aan emoji’s: eindelijk lijken die beeldrijke elementen van taal door te sijpelen in ons schrift. Niet verbazend overigens dat dit gebeurt in de tijd waarin we het schrift meer en meer gebruiken voor snelle, persoonlijke, informele uitwisselingen, in plaats van voor het doen van de boekhouding en het schrijven van boeken. Het schrift past zich aan aan ons gebruik van taal. Applaus voor het team achter de OED, dat die ontwikkeling haarscherp aangevoelt.
Territoriumdrift
In plaats van een rode lijn te trekken en de vlag “talig” aan één kant te planten lijkt mij de taak van de taalwetenschapper juist om het hele terrein in kaart te brengen en te verklaren. Dus: vraag niet of iets talig is of niet, maar analyseer welke representatiemethoden gebruikt worden (zoals Peirce deed met zijn ‘icon, index, symbol’). Vraag niet of iets telt als lexis of praxis, maar analyseer welke functies van taal in het spel zijn (zoals Bühler deed met zijn ‘Ausdruck, Appel, Darstellung’). Vraag niet of iets een woord of een gebaar is, maar analyseer in hoeverre het iets van beide wegheeft (zoals Okrent deed met haar drie continua: ‘degree of conventionalisation, site of conventionalisation, restriction on combination’). Meer dan territoriumdrift hebben we analyses nodig die kunnen omgaan met zowel de systematische, structurele, compositionele kanten van taal als met haar vloeibare, hybride, en multimodale aard.
Is er dan nergens een grens te bekennen? Natuurlijk wel. Maar die heeft weinig te maken met wat we kunnen opschrijven of niet. Eén fundamentele grens komt naar voren in het werk van de socioloog Erving Goffman. Hij maakte een onderscheid tussen het geven en afgeven van informatie (“giving” vs. “giving off”). “Geven” is bewust, direct, en onder onze controle: we willen iets uitdrukken en we maken daarvoor een weloverwogen keuze uit de middelen die tot onze beschikking staan (als je ‘taal’ wilt definiëren lijkt me dit een prima begin). “Afgeven” is onbewust, indirect, en tegen wil en dank: als we iets zeggen, verraden we daarmee bijvoorbeeld onvermijdelijk ook dingen zoals ons geslacht en ons accent, en misschien wel dat we een brok in de keel hebben.
Aansprakelijkheid
Merk op dat Goffman’s onderscheid niet draait om modaliteit (verbaal versus nonverbaal) of om representatiemethode (symbolisch versus iconisch), maar om de mate waarin we controle hebben over wat we uitdrukken. Maar als we niet simpelweg woord en gebaar van elkaar mogen scheiden, hoe kunnen we dan het verschil zien tussen geven en afgeven? Nou, bijvoorbeeld in hoe we elkaar aansprakelijk houden. Zo kunnen we veroordeeld worden voor scheldwoorden maar ook voor gebaren: vorige maand nog werd iemand beboet voor het woordeloos discrimeren door middel van het gayhandje-gebaar. Dat is een sterke aanwijzing dat het hier gaat om “geven”. Het is een stuk moeilijker om iemand aansprakelijk te houden voor een brok in de keel, of voor een mannelijk of vrouwelijk klinkende stem — een aanwijzing dat het hier gaat om “afgeven”.
Terug naar emoji’s. Zijn ze een voorbeeld van geven of van afgeven? Meestal het eerste. Mensen houden elkaar bijvoorbeeld aansprakelijk voor welke emoji ze gebruiken, en zeggen sorryals het verkeerd gaat: “When u accidentally send the wrong emoji and they start replying but you gotta interrupt like yo dat heart wasn’t for you”. En mensen stellen vragen bij het emojigebruik van anderen: “Why did my mom use this emoji as a response to my text. lol.” Emoji’s horen bij de zaken waarvoor we aansprakelijk gehouden kunnen worden en daarmee bij het “geven”: het bewust, direct gebruik van expressieve middelen. Daarmee liggen ze dichter bij zorgvuldig gekozen woorden dan bij onwillekeurige fronsen of andere affectieve signalen.
Wat is een woord?
Dat emojis communiceren ziet Seuren trouwens ook wel, maar toch wil hij liever “de enge betekenis van woord hanteren”. Maar wat is een woord? Iets waarvan de vorm geconventionaliseerd is? Dan mogen emoji’s meedoen; anders zouden ze nooit in Unicode opgenomen zijn. Iets dat een stabiele betekenis heeft? Dan tellen emoji’s ook mee; kijk maar naar hoe ze gerubriceerd en gebruikt worden. Iets dat syntagmatische eigenschappen heeft? Ook dan mogen emoji’s erbij: ze doen duidelijk mee in een perifere syntax met regels voor welgevormdheid. Iets dat paradigmatische eigenschappen heeft? Het emoji-slot biedt ruimte voor een systematische keuze uit alternatieven en mensen zijn bedreven in het kiezen van precies de juiste vorm. Genoeg redenen om emoji’s onder de woorden te scharen dus.
Emoji’s zijn aan regels gebonden, geconventionaliseerd, onder onze controle, en nu zelfs vastgelegd in een schriftsysteem. Die gegevens zouden voor de taalwetenschapper genoeg moeten zijn om met de écht interessante vragen aan de slag te gaan: hoe communiceren emoji’s? Welke representatiemethoden hanteren ze? Hoe combineren ze iconiciteit en willekeur, conventie en creativiteit, woord en beeld? Hoe passen ze in zinnen, hoe kunnen ze gecombineerd worden, wat voor effect hebben ze op de betekenis? Allemaal vragen die we riskeren over het hoofd te zien als we emoji’s “taalloos” noemen.
Een geit die vastzit aan een touw graast een mooie cirkel in het gras. Er is weinig bijzonders aan die cirkel: zij is gedefinieerd door de plaats van de pin en de lengte van het touw. We zouden wel gek zijn om te zeggen dat het gras buiten de cirkel wezenlijk anders is. Zo is het met de taalwetenschap en haar band met het schrift. Hoog tijd dat we die twee loskoppelen voordat we gaan geloven in een circulaire definitie van taal. Geen betere tijd dan het moment waarop een emoji tot woord van het jaar gekozen werd.
Lucas Seuren zegt
Grappig dat je mijn tekst zo leest, want als ik iets juist niet wil is het taal zien als louter geschreven; een van de reactanten dacht ook dat ik taal wilde reduceren tot klanken, dus exact tegengesteld aan hoe jij de tekst las. Sterker nog, ik denk dat juist als je taal reduceert tot schrift je er een argument bijkrijgt om emoji's als woorden te zien, immers, je kunt emoji's wel optekenen, maar nooit uitspreken.
Ik zie alleen totaal de noodzaak niet in om emoji's als woorden te categoriseren, en zoals ik ook bij mijn eigen tekst aangaf: ik denk dat dat afdoet aan wat emoji's zijn en hoe ze gebruikt worden. Zoals je zelf ook aangeeft, ze zijn ongelofelijk gevarieerd en complex. Sommige zijn iconisch, andere symbolisch, velen houden een middenweg. Ze karakteriseren een boodschap of dragen hun eigen boodschap uit. En dat zijn weliswaar veel van de functies die woorden ook hebben, maar door ze woorden te noemen, impliceer je ook dat je ze in je analyse kunt benaderen en verklaren zoals dat met woorden kan.
Uiteindelijk is woord niks meer dan een label dat we aan een bepaald fenomeen toekennen; net zoals zin, frase, etc. Daar kunnen we nu voor schrift emoji's aan toevoegen. En misschien, als we wat meer kennis hebben van hoe emoji's het communicatieproces ondersteunen zal blijken dat ze net zo functioneren als woorden, maar ik betwijfel het. En ik denk dat we meer van emoji's kunnen leren door ze als apart fenomeen te benaderen en dat ze ons op die manier ook meer leren over hoe mensen intersubjectiviteit tot stand brengen.
mark zegt
Ha Lucas, ik had al zo'n vermoeden dat we het grotendeels eens zouden zijn. Toch ben ik geneigd eerder te zeggen dat er iets mist in onze opvatting van 'woorden' als we het gevoel hebben dat emoji's radicaal anders zijn. Ook veel woorden zijn iconisch, andere zijn symbolisch, en velen houden een middenweg (zoals ik recent met collega's in een TiCS-artikel betoogd heb). Dus om woorden te begrijpen hebben we al een rijkere set aan mechanismen en methoden nodig dan de klankgebonden benadering van woorden-als-arbitraire-en-symbolisch doet vermoeden.
Dingemanse, Mark, Damián E. Blasi, Gary Lupyan, Morten H. Christiansen, and Padraic Monaghan. 2015. “Arbitrariness, Iconicity and Systematicity in Language.” Trends in Cognitive Sciences 19 (10): 603–15. doi:10.1016/j.tics.2015.07.013. (PDF hier)
Lucas Seuren zegt
Niemand heeft het over radicaal anders… En zoals ik al zei, het kn best blijken dat ze op dezelfde manier functioneren. Maar het lijkt me gezien de verschillen in gebruik beter om daar niet a priori van uit te gaan.