De Weg-met-dat-woord!-verkiezing van het INL is eigenlijk niks voor mij. Ik erger me aan geen één woord. Wat is er mis met het genomineerde ‘chillen’? Is het woord ‘mensenmens’ echt overbodig omdat iedereen het is? En hoe kun je het woordpaar ‘zeg maar’ nou bannen? Als er íets vaak wordt gezegd. Nee, woorden en uitdrukkingen die mensen zat zijn, horen niet zwart gemaakt te worden. Foutieve woorden en constructies daarentegen…
Het geslacht van persoon
De omschrijvingen van de genomineerde woorden in de nieuwsbrief van het INL kunnen er wat van! ‘Selfie’ is omschreven als “Zelfprotret met mobiele telefoon.” Jawel, zelfprotret! Met r-metathesis. Slrodig.
Dit was een typisch typefoutje in de nieuwsbrief, maar het volgende is wel heel opmerkelijk. De schrijver of schrijfster kon niet beslissen over het geslacht van het woord ‘persoon’. Dat doen wel meer mensen. Tijdens een vergadering van mijn studievereniging hadden we onlangs een discussie, waarbij uiteindelijk ‘de persoon’ won. Gelukkig. Maar er was dus wel een discussie voor nodig! Semantisch gezien is dat niet gek, want een persoon kan zowel een man als een vrouw zijn. Maar werkt taal zo?
Een mooie verhaal
Het is bekend dat het geslachtsonderscheid van Nederlandse zelfstandige naamwoorden wat aan het verzwakken is. Dit horen we vooral bij tweedetaalleerders die voornamelijk het lidwoord de gebruiken en die mannelijkheid of vrouwelijkheid ook toepassen bij bijvoeglijke naamwoorden. Ze zeggen dan zowel het mooie verhaal als een mooie verhaal (Weerman 2003). Maar bij het woord persoon gaat het dus precies de verkeerde kant op. Een mannelijk woord verandert in een onzijdig woord en dat zien we in dit geval alleen nog aan het bijvoeglijk naamwoord. Het betrekkelijk voornaamwoord die suggereert toch weer dat persoon mannelijk is. Dus persoon is hier onzijdig én mannelijk. Of niet?
Hiërarchie
Wat me waarschijnlijker lijkt, is dat de schrijver het woord persoon alleen als onzijdig ziet. Het lijkt erop dat die in het algemeen de voorkeur heeft boven dat als betrekkelijk voornaamwoord, vooral als het om ‘levende dingen’ gaat, zoals persoon en meisje. Deze voorkeur is dan weer sterker dan de voorkeur voor bijvoeglijke naamwoorden mét e-uitgang (boven bijvoeglijke naamwoorden zonder). Het betrekkelijk voornaamwoord die mag je dus eerder achter een onzijdig woord zetten, dan een bijvoeglijk naamwoord op -e ervoor. Dit kun je ook zien aan woordcombinaties als de volgende. Wat zou je eerder zeggen of horen?
1. een klein meisje die zingt (incongruent betrekkelijk voornaamwoord)
Mijn intuïtie zegt dat je bij moedertaalsprekers waarschijnlijk sneller 1 tegen zult komen dan 2. Dit komt overeen met de Agreement Hierarchy die is beschreven door Corbett (1979) en ook is behandeld door Audring (2009). Die hiërarchie houdt een ordening in van woorden met verschillende functies die naar – in dit geval – het zelfstandig naamwoord meisje verwijzen. Het bijvoeglijk naamwoord klein(e) is zogezegd ‘sterker’ verbonden met het zelfstandig naamwoord meisje dan het betrekkelijk voornaamwoord die/dat. Zo is dus ook sociaal sterker met persoon verbonden dan die met persoon.
Als we deze hiërarchie aanhouden en ervan uitgaan dat de schrijver persoon onzijdig vindt, dan is die beschrijving van mensenmens dus eigenlijk zo vreemd nog niet. We zouden pas raar staan te kijken als er stond: Sociale persoon dat graag onder de mensen is. Dus Nederland, wil je zeuren, doe het dan in opmerkelijk taalgebruik. Heb ik weer wat om over te zeuren.
Literatuur
Audring, J.: Reinventing Pronoun Gender. Dissertatie, Vrije Universiteit Amsterdam. LOT Dissertation series 227, 2009.
Corbett, G. G.: The agreement hierarchy. In: Journal of Linguistics 15:203-224, 1979.
Weerman, F.: Een mooie verhaal. Veranderingen in uitgangen. In: Waar gaat het Nederlands naartoe? Panorama van een taal. Bert Bakker, Amsterdam, 2003.
Marcel Plaatsman zegt
Is het niet eigenlijk nog interessanter?
"Een sociaal persoon die" lijkt me eenzelfde constructie als "een aardig iemand die", en daar ligt het nog minder voor de hand om van "het iemand (onz.)" uit te gaan. Het is immers altijd "iemand die". Tegelijk lijkt "?een aardige iemand" me niet echt mogelijk.
Kennelijk wordt er toch om een bepaalde reden voor de sterke verbuiging ("sociaal", "aardig", "leuk", "apart" etc.) gekozen, en is die reden niet het onzijdige geslacht. Nu is het bij "iemand" zo dat er eigenlijk nooit een bepaald lidwoord wordt gebruikt ("de iemand" klinkt wat onvolkomen), maar bij "persoon" kan dat natuurlijk wel. Nu zou deze constructie wel naar het voorbeeld van "een sociaal iemand" kunnen zijn gevormd ("persoon" wordt erg vaak in plaats van "iemand" gebruikt omdat het schrijftaliger klinkt, zoals een "plaatje" standaard een "afbeelding" wordt), maar dan blijft het wel apart dat we "een aardig iemand die" zeggen.
Taalprof zegt
Apart, ja. De ANS signaleert dit onder andere bij 'het substantief man, persoon, of een (meestal mannelijke) persoonsnaam in het enkelvoud die een beroep, een of andere functie, enz. aanduidt,' aldus suggererend (denk ik) dat het te maken heeft met een soort inherente eigenschap (zoals bij die beroepsnamen). Ik zou speculeren dat het semantisch arme van 'man,' 'persoon,' of 'iemand' ertoe bijdraagt dat het eigenlijk alleen om de eigenschap gaat, die daarom als inherent opgevat wordt.
Jan Stroop zegt
Discussie over de keuze voor de betrekkelijke voornaamwoorden 'die' of 'dat' is nauwelijks nog relevant.
Combinaties als 'een bedrijf die, een orkest die, een boek die, het kabinet die' zijn tegenwoordig normaler dan combinaties als 'een bedrijf dat', enz.
Dat betekent overigens niet dat de taalgebruiker 't verschil niet meer weet tussen 'de' en 'het'. Alleen dat hij geen gevoel meer heeft voor congruentie of dat niet geleerd heeft.
Taalprof zegt
Bij deze voorbeelden (man, persoon, iemand) is echter al veel langer de deflectie gebruikelijk (zoals de ANS ook signaleert). Dat kun je niet alleen maar verklaren uit dat taalgevoel. Weet jij of het ooit 'een aardige iemand' is geweest?