Frans Timmermans pleitte in zijn betoog Broederschap onder andere voor verbinding tussen landen, groepen en individuen. De docent heeft een zeer belangrijke rol in deze verbinding. Een situatie levert tientallen meningen op. Of het nu gaat over de vluchtelingencrisis of sexting, leerlingen volgen op hun manier het nieuws en willen hun ei kwijt. Ik zie het als mijn taak om leerlingen uit verschillende sociale kringen hun meningen te laten uiten en met elkaar in gesprek te laten gaan, maar ook hun mening naar een hoger niveau te brengen. Fictie is bij deze verbinding – hoe verrassend dit ook kan klinken – een prima, ontspannen startpunt.
Auteurs Weijts en Huff hebben geen oog voor de docent Nederlands.
De Nederlandse literatuur is een feest voor jongeren. Niet in 2032, maar nu al.
Tom Borsten
Docent Nederlands
De Week van de Literatuur op het Koning Willem II College, een scholengemeenschap in Tilburg, zit erop. Het thema van de week was – in het kader van het 150-jarig bestaan – ‘Feest!’. Leerlingen lazen in groepjes fragmenten uit Dorsvloer vol confetti, Tirza, Het leven is verrukkulluk, Cruijffie, Harry Potter, Spijt en andere boeken. Ze spraken met elkaar en mij, de docent Nederlands, over de inhoud, de sfeer, de personages van het boek en werkten hun ervaringen uit in een fotoverhaal, een digitale strip, een lied, of een leeskringgesprek. Ze presenteerden hun werkstuk voor de klas en de producten staan nu in de tentoonstelling in de mediatheek. Ik loop daar regelmatig doorheen en hoor medeleerlingen regelmatig elkaars werk beoordelen: ‘Wauw, dat is mooi gedaan’, of ‘Dat boek ga ik ook eens lezen, denk.’
Auteur Christiaan Weijts heeft vorige week in een column in NRC Handelsblad het hart van menig docent Nederlands behoorlijk pijn gedaan. Hij sprak zijn afschuw uit over de literaire canon. ‘Fuck de canon’, riep hij uit. Docenten Nederlands laten leerlingen museumstukken lezen, waardoor het leesplezier verdwijnt. Hij ontlokte hiermee een flinke discussie op de sociale media en in de traditionele kranten. Ik vind dat het accent in deze belangrijke discussie verkeerd wordt gelegd. Betrokkenen spreken te veel over het boek, maar veel te weinig over de rol van de docent Nederlands. Ik denk dat ‘vergeelde murmelaars’ als Reinaert de Vos, De avonden en Max Havelaar in deze woelige tijden buitengewoon belangrijk zijn. De literatuur is misschien niet meer vanzelfsprekend, maar de docent kan die wel sprekend maken. Ook voor de huidige puber.
Philip Huff schrijft een week later (ook in NRC Handelsblad) dat leerlingen geen verbinding voelen met de literatuur van de hoge heren. Deze (oude en moderne) literatuur zou te ver van hun belevingswereld afstaan. Ze vinden die verbinding wel in series. Ik vind dat Huff voorbijgaat aan een belangrijke kwaliteit van literatuur –die series niet hebben. Oek de Jong verwoordde in zijn essay Wat allleen de roman kan zeggen deze kwaliteit treffend: ‘Lezen is in de eerste plaats een zaak van verbeelding (en dat is meteen het grootste verschil met het kijken naar een film). Elke lezer creëert zijn eigen voorstelling van een romanwereld. Al lezend reageert hij op het verhaal, op de observaties en ideeën van de schrijver.’ Literatuur is het leven proberen te snappen – en dat is voor jongeren soms heel moeilijk. Ze hebben daar de hulp van de docent Nederlands voor nodig. Deze literatuurdocent zijn beide auteurs uit het oog verloren. De docent moet de verbeelding stimuleren en verbinden. Ook bij oude, moeilijkere boeken.
Ik begrijp daarom niet dat Weijts en Huff de grote, moeilijke titels uit onze Nederlandse geschiedenis van de lijst willen verbannen. Ik behandel op dit moment in mijn vwo4 de literatuur van de eerste naoorlogse jaren: de Vijftigers, het existentialisme en de taboedoorbrekende jongerencultuur komen voorbij. Ik laat de leerlingen in groepjes een boek van Reve, Hermans, Mulisch, Wolkers, Campert en Haasse lezen en ze vervolgens over een paar vragen nadenken. De antwoorden bespreken zij in een lesje van twintig minuten met de klas. Leerlingen duiken in pittige bladzijden literatuur, leren kritisch denken en delen hun kennis en ervaringen met elkaar. Eén van de gestelde vragen is de volgende: in hoeverre is het gelezen werk nog relevant voor jongeren van deze tijd? Deze vraag is altijd het begin van een interessante discussie.
‘Nederlanders kunnen softdrugs roken, een prostituee bezoeken, vrij hun mening geven; een vrouw kan een kort rokje dragen. Dat is niet in alle landen zo vanzelfsprekend en ook niet voor alle leerlingen uit deze klas. Hoe is Nederland zo vrij geworden als het nu is?’ Een groepje leerlingen begon op deze manier hun antwoord op de vraag uit de vorige alinea. Ze hadden Turks fruit van Jan Wolkers gelezen. Alhoewel in dit boek veel seks en ‘alledaags’ taalgebruik voorkomt, is dit boek voor de huidige jonge lezer geen eenvoudig, toegankelijk boek. Het groepje ging verder. Ze bespraken de gebeurtenissen in Keulen en de verschillende reacties hierop. Waarom protesteren mensen zo heftig? Zou dit ook in Nederland kunnen gebeuren? Hoe zouden Nederlanders reageren? De klas dacht mee, er ontstond een gesprek en ik weet zeker dat meer leerlingen het boek op de lijst gaan zetten – en niet alleen vanwege de seksscènes. Dat is winst. Turks fruit is een deel van de Nederlandse identiteit en wordt toegankelijk door de docent Nederlands.
Ik ken meer van deze zogenaamde ‘verslofte’ boeken. Is Poetin te vergelijken met Koning Nobel uit Reinaert de Vos? Valt Mariken van Nieumeghen eigenlijk niet in handen van een loverboy? Is de hedendaagse mens te vergelijken met de mens uit Eramus’ Lof der Zotheid?
Literatuur haalt de leerling uit de waan van de dag en gooit deze er vervolgens weer middenin. Ik denk dat een docent Nederlands geen verkeerde gids is als hij een groepje leerlingen De donkere kamer van Damokles laat lezen. Hoe ver staan wij heden ten dage af van de chaos uit dit boek? Media berichtten over gespietste varkens op de mogelijke plaats van een asielzoekerscentrum. Ik vind dit behoorlijk chaotisch. Moeten we dit boek verbannen, omdat het moeilijke woorden en verouderde gedachten bevat? Daar doen we onze leerlingen te kort mee. De leerling heeft het oude leesboek nodig, maar de docent nog meer. Nederlands hoeft geen saai vak te zijn, als de docent (bijvoorbeeld met literatuur) op de goede manier aan de slag gaat. En juist deze docent zijn Weijts en Huff volledig uit het oog verloren. Ik hoop dat de werkgroep-Onderwijs2032 dit niet is overkomen.
Boekenliefhebber zegt
Mooi, bewijst ook meteen hoe Weijts' zijn stuk getuigde van een gruwelijke onderschatting (belediging) van die andere groep: de leerlingen. Die afschilderen als passieve kasplantjes wiens (potentiële) liefde in de literatuur in de knop wordt gebroken omdat ze een boek moeten lezen… Goede schrijver en columnist, maar laat hij van dit polemisch populisme aub geen gewoonte maken.