Mijn zondagochtendminicollege gaat deze keer over de beroemdste dialectkaart van het Nederlands: die over de verbreiding van de uitspraak van de woorden ‘muis’ en ‘huis’.
Heel interessant! Bestaat er ook soortgelijk onderzoek naar opvallende klankverschillen bij de meervoudsvorm of de verkleinvorm? In het (Zuid-)Limburgs heb je bijvoorbeeld (in de volgorde enkelvoud-meervoud-verkleinvorm) 'moes'-'muus'-'muuske', maar tegelijkertijd 'hoes'-'hoezer'-'huuske'. (NB: Deze voorbeelden zijn niet wetenschappelijk onderzocht: ik gebruik de vormen die ik bij mede-dialectsprekers hoor.)
Verondersteld dat dat inderdaad de vormen zijn, dan zou dat te verklaren zijn door de geschiedenis van beide woorden.
In het vroegste Germaans was "muis" een medeklinkerstam met in het meervoud een -i (*mûsiz), terwijl "huis" een a-stam was met in het meervoud een -ô. Die -i veroorzaakte regelmatig umlaut (dus oe > uu, vgl. Duits u > ü), terwijl die -ô dat niet deed (*oe blijft oe). Dus "moes-muus", maar "hoes-hoes" (nog even zonder -er).
Dit beeld klopt met het Engels, waar "muis" een klinkerverandering heeft (mouse – mice), "huis" niet (house – houses); deze Engelse klinkerverandering gaat historisch ook op umlaut terug.
De verkleiningsuitgang -ke, die waarschijnlijk op -kîn teruggaat ("liedekijn"), had dan weer een -i en veroorzaakte dus umlaut, in beide gevallen werd oe > uu.
Dat "huis" nu een meervoud op -er heeft (hoezer), zonder umlaut, doet vermoeden dat die -er-uitgang pas in zwang is geraakt in een periode dat deze uitgang geen umlaut meer bewerkstelligde. In het Hoogduits doet -er dat wel: Häuser.
Wendy Lemmens zegt
Heel interessant! Bestaat er ook soortgelijk onderzoek naar opvallende klankverschillen bij de meervoudsvorm of de verkleinvorm? In het (Zuid-)Limburgs heb je bijvoorbeeld (in de volgorde enkelvoud-meervoud-verkleinvorm) 'moes'-'muus'-'muuske', maar tegelijkertijd 'hoes'-'hoezer'-'huuske'. (NB: Deze voorbeelden zijn niet wetenschappelijk onderzocht: ik gebruik de vormen die ik bij mede-dialectsprekers hoor.)
Marcel Plaatsman zegt
Verondersteld dat dat inderdaad de vormen zijn, dan zou dat te verklaren zijn door de geschiedenis van beide woorden.
In het vroegste Germaans was "muis" een medeklinkerstam met in het meervoud een -i (*mûsiz), terwijl "huis" een a-stam was met in het meervoud een -ô.
Die -i veroorzaakte regelmatig umlaut (dus oe > uu, vgl. Duits u > ü), terwijl die -ô dat niet deed (*oe blijft oe). Dus "moes-muus", maar "hoes-hoes" (nog even zonder -er).
Dit beeld klopt met het Engels, waar "muis" een klinkerverandering heeft (mouse – mice), "huis" niet (house – houses); deze Engelse klinkerverandering gaat historisch ook op umlaut terug.
De verkleiningsuitgang -ke, die waarschijnlijk op -kîn teruggaat ("liedekijn"), had dan weer een -i en veroorzaakte dus umlaut, in beide gevallen werd oe > uu.
Dat "huis" nu een meervoud op -er heeft (hoezer), zonder umlaut, doet vermoeden dat die -er-uitgang pas in zwang is geraakt in een periode dat deze uitgang geen umlaut meer bewerkstelligde. In het Hoogduits doet -er dat wel: Häuser.