Kinderen krijgen thuis te maken met, zoals Annette het formuleert, ‘cultuur-in-brede-zin’ doordat zij ouders, verzorgers en andere familieleden van alles zien doen en zeggen: het maken van een boodschappenlijstje, voorlezen, schrijven op computer en tablet, lezen in een boek en daarover vertellen. Op deze wijze krijgen kinderen vanaf geboorte al mee dat er een relatie is tussen geschreven en gesproken taal. Vervolgens ontdekken kinderen dat er een relatie is tussen allerlei soorten teksten en de wereld. Het zingen van ‘er is er een jarig’ is uitermate betekenisvol in de context van iemands verjaardag maar niet zozeer met Pasen of tijdens het Suikerfeest. Het lezen en begrijpen van poëzie en verhalen laat een kind kennis maken met de culturele wereld(en) en alle diversiteit daarin waarin het opgroeit.
Wouter van der Land zegt
Ik ben erg benieuwd hoe De Bruijn onderscheid maakt tussen poëzie en andere teksten zoals liedjes, rijmpjes, hinkelversjes etc. Is 'kinderpoëzie' een term waar kinderen zich in kunnen herkennen? Of die om een andere reden zinvol is voor onderzoek of beleid?
T Sunfrog zegt
am dao gia la mot trong nhung doi tac cua custom-ink chung toi han hanh duoc phuc vu duong vat gia hang khung cung co the la redbubbles hoac bup be tinh duc boi vi no dem lai loi nhuan bonfirefunds hang thang cho cong ty viralstyle chung toi. sunfrog cam on cac ban
Anoniem zegt
De Bruijn maakt geen onderscheid tussen poezie en liedjes, rijmpjes: zij heeft een algemene inventarisatie gemaakt van bundels met baker- en kinderrijmen en –liedjes uit de orale volkscultuur. Er is vooral met diverse leerkrachten van de basisschool (groep 5 en 8) een selectie gemaakt. Ook is er een pilot geweest om na te gaan of de kinderen de teksten niet te moeilijk of te makkelijk vonden. Maar inderdaad, de kinderen zelf zijn niet gevraagd om bijvoorbeeld met hun meest favoriete poezie te komen. Het proefschrift gaat niet in op de vraag of kinderen de term kinderpoezie herkennen. Of de term zinvol is in onderzoek: belangrijk onderliggend uitgangspunt was dat het aanbieden van cultureel waardevolle tekstsoorten en het plezier dat kinderen aan dergelijke canonieke teksten beleven, elkaar niet hoeven uit te sluiten.