Paula Bosch
Voorzitter van het Sectiebestuur Nederlands v
an de Vereniging van leraren in de Levende Talen
Het Sectiebestuur Nederlands van Levende Talen heeft eind oktober 2015 een reactie geschreven op het voorstel van het Platform Onderwijs 2032. De reactie op de plannen hebben we aangevuld met de visie van het sectiebestuur op het schoolvak Nederlands.
Reactie op het voorstel Onderwijs 2032
Met waardering hebben wij, de leden van het sectiebestuur Nederlands, het voorstel van het Platform Onderwijs 2032 gelezen. Veel van de naar voren gebrachte punten komen overeen met onze visie, die we hieronder in hoofdlijnen uiteengezet hebben.
Punten die wij evenals het Platform van groot belang vinden voor de vormgeving van het onderwijs van de toekomst zijn onder meer:
· de taalvaardigheid blijft onbetwist van groot belang voor alle leerlingen;
· er is sprake van een overweldigend informatieaanbod en tegelijkertijd steeds minder traditioneel houvast;
· de taak van het onderwijs is een bijdrage leveren aan de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen en hen voorbereiden op hun deelname aan de maatschappij.
In de analyse van het Platform missen wij de volgende zaken:
·
Taal speelt een bepalende rol in de maatschappij: in de media en politiek wordt de werkelijkheid geduid én gemaakt door de taal die de opinieleiders in de diverse media gebruiken. Om goed voorbereid te worden op een constructieve deelname aan de maatschappij en de democratie is deze talige kennis noodzakelijk en moet die op alle niveaus aan de orde komen en niet alleen binnen het domein ‘Taal en cultuur’.
Taal speelt een bepalende rol in de maatschappij: in de media en politiek wordt de werkelijkheid geduid én gemaakt door de taal die de opinieleiders in de diverse media gebruiken. Om goed voorbereid te worden op een constructieve deelname aan de maatschappij en de democratie is deze talige kennis noodzakelijk en moet die op alle niveaus aan de orde komen en niet alleen binnen het domein ‘Taal en cultuur’.
· Jongeren lezen steeds minder literaire fictie en/of zakelijke teksten van een zeker niveau (ontlezing). Dit heeft gevolgen voor hun woordenschat en hun kennis en begrip van de wereld. Om ons onderwijs op het gewenste niveau te houden, zullen scholen middelen moeten inzetten om de ontlezing tegen te gaan.
· Literatuur en poëzie zijn de middelen bij uitstek om de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen te bevorderen. Via romans, gedichten en toneelstukken maken leerlingen kennis met werelden, personages en thema’s die hen minder vertrouwd zijn en waarover ze zich een mening kunnen vormen. Dat de romans moeten aansluiten op het niveau van de leerlingen is hierbij vanzelfsprekend.
Kwesties die op weg naar het komende curriculum van 2032 om een oplossing vragen
Heel veel van het onderwijs in het vak Nederlands is in de afgelopen drie decennia beschreven en vastgelegd. Wij noemen de kerndoelen voor basis en voortgezet onderwijs en de vernieuwde examenprogramma’s. Van recente datum zijn de doorlopende leerlijnen voor vo en mbo en de tussentijdse diagnostische toetsen voor vo. Niettemin zijn er nog verschillende belangrijke kwesties die aandacht vragen en noodzakelijk moeten worden opgelost. Wij noemen ze en vragen het Platform deze punten mee te nemen in het definitieve voorstel:
1 Terugdringen van de werkdruk voor neerlandici
Al sinds de jaren tachtig worden vooral de klassengrootte en bijbehorende werkdruk van neerlandici als belangrijkste oorzaken genoemd waardoor het onderwijs in de standaardtaal Nederlands onvoldoende rendement oplevert. Tot in 2015 is hiervan geen werk gemaakt. Blijkbaar wordt deze investering als onrendabel gezien en blijven de inhoudelijke discussies over de inhoud van het vak Nederlands de praktische problemen maskeren.
2 Op peil brengen van de aantallen bevoegde leerkrachten Nederlands in het vmbo en mbo
Op dit moment is er in het vmbo en mbo een tekort van adequaat opgeleide, bevoegde leerkrachten in het onderwijs Nederlands. Het is moeilijk docenten te benaderen voor nascholing vanuit de lerarenopleiding en de vakvereniging, omdat (te) weinig mensen zich daadwerkelijk aangesproken voelen.
3 Terugdringen van de eenzijdige nadruk op de taalvaardigheidstraining
Het daadwerkelijke aandeel van kennis over taal en literatuur in de curricula is al decennia onder de maat. Culturele vorming in een – steeds duidelijker – multiculturele samenleving vereist alle aandacht. De eenzijdige nadruk op taalvaardigheid en met name leesvaardigheid wordt onder meer veroorzaakt door de huidige invulling van het centraal schriftelijk examen. Wij zijn het dan ook volledig eens met het Platform dat er een andere vorm van examinering moet komen. Wij pleiten ervoor dat leesvaardigheid – waarvan we het belang natuurlijk wél onderschrijven – veel minder gewicht krijgt in het eindcijfer. Andere deelterreinen zoals schrijfvaardigheid, spreekvaardigheid en (literair) lezen van fictie zouden juist meer ruimte moeten krijgen, al dan niet centraal.
4 Onderwijzen van Nederlands als tweede taal
Het is al langere tijd niet meer vanzelfsprekend te spreken van onderwijs in Nederlands als onderwijs in de moedertaal. In het vmbo, mbo en hbo is er overduidelijk sprake van meertaligheid. Nu nog is dat minder zichtbaar in het havo en vwo, maar dat is een kwestie van tijd. Docenten die betrokken zijn bij het onderwijs in Nederlands als standaardtaal moeten aantoonbaar gekwalificeerd zijn in het onderwijs van Nederlands als tweede taal.
5 Ontwikkelen van een eigen (taal)leerlijn voor de beroepsgerichte opleidingen van vmbo, mbo en hbo
Met de invoering van de referentieniveaus voor taal in het mbo heeft het schoolvak Nederlands weer een formele plek gekregen in het mbo. Deze referentieniveaus steunen op het aanbrengen van algemene taalvaardigheden, zoals die voor havo en vwo wenselijk worden geacht. Voor de beroepsgerichte opleidingen is die leerlijn niet de meest voor de hand liggende. De beroepsgerichte vakken vragen vooral om een vak- en beroepsondersteunend taalonderwijs. Dit dreigt nu volledig ondergesneeuwd te raken door de beroepsvreemde referentieniveaus die in een centraal examen getoetst worden.
Bovenstaande punten geven beknopt onze reactie weer op het voorstel van het Platform 2032. Aanvullend geven we hieronder de visie van het sectiebestuur Nederlands van Levende Talen. Een aantal van de genoemde punten lichten we hier uitgebreider toe.
Visie van SBN Levende Talen op het vak Nederlands
Het belang van het vak Nederlands
Over zestien jaar zal de Nederlandse taal niets aan belang hebben ingeboet. Het maatschappelijk debat wordt in het Nederlands gevoerd, op de werkvloer is Nederlands in de meeste gevallen de voertaal en voor een goede communicatie en genuanceerde ideeënuitwisseling is een goede beheersing van het Nederlands onontbeerlijk. Het Nederlands blijft onze standaardtaal en zal daarom ook in 2032 een van de kernvakken in het onderwijs zijn.
In deze visie van het sectiebestuur gaat het niet om de vorm die het onderwijs in 2032 zal hebben. Een paar jaar geleden bestond Twitter nog niet en deden we nog geen Kahoot-quizjes in de klas. Niemand kan voorspellen welke middelen in 2032 beschikbaar zijn om in het onderwijs te gebruiken. Eén ding denken we zeker te weten: de rol van de docent blijft belangrijk. Een docent die zijn kennis van en liefde voor taal en literatuur op inspirerende wijze weet over te dragen, zal dan ook voor veel leerlingen het verschil maken.
Waar we wél op ingaan zijn een tweetal randvoorwaarden en de inhoud van het vak. Kwalificatie op het niveau van taalbeheersing, lees- en schrijfvaardigheid is daarbij van even groot belang als de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen, hun socialisatie. Door discussie en debat, argumentatie-analyse en het lezen van actuele artikelen leren leerlingen zich mondeling en schriftelijk uit te drukken, hun mening te vormen en te onderbouwen. Door taalkunde en literaire vorming, waaronder het lezen van poëzie en romans, verbreden en verdiepen ze hun wereld en leren ze de kracht en originaliteit van taal kennen.
Eenzijdigheid van het taalvaardigheidsonderwijs
Sáái, maar vooral werkelijkheidsvreemd…
Hoewel leerlingen het nut van het vak Nederlands wel degelijk inzien, vinden de meesten van hen het op dit moment niet al te boeiend. Oorzaken daarvoor zijn te vinden in het feit dat in de doorlopende leerlijnen met hun referentieniveaus, de eindtermen, de examensyllabi en het eindexamen een te grote nadruk gelegd wordt op Nederlands als vaardigheidsvak. In het centrale eindexamen van het voortgezet onderwijs en het mbo ligt daarbij nog eens ten onrechte het grootste accent op leesvaardigheid.
Het sectiebestuur Nederlands hecht erg veel waarde aan leesvaardigheid, maar de wijze waarop dit onderdeel nu getoetst wordt is zowel voor docenten als leerlingen frustrerend en demotiverend. Door toetstechnische exameneisen en bijbehorende civiel-rechtelijke aanspraken van het centraal examen (Nederlands als kernvak) verschuift, zeker voor de hogere niveaus, de inhoud van de examens steeds meer naar wat toets- en examentechnisch haalbaar is, in plaats van naar een inhoudelijke verdieping van wat vakinhoudelijk wenselijk is. De exameninhoud verzelfstandigt zich steeds meer en leidt in het onderwijs tot wat nu genoemd wordt “teaching to the test”.
Ook speelt het schoolvak Nederlands gedurende de schoolcarrière nauwelijks in op de multiculturele samenleving, waarin de Nederlandse taal voor een substantieel deel van de leerlingen niet de moedertaal is. Op dit moment negeert het schoolvak Nederlands de anderstalige achtergrond van veel leerlingen in het voortgezet onderwijs. Vooral in het vmbo en mbo zijn deze problemen zichtbaar. Met de huidige brandhaarden in de wereld en de gigantische vluchtelingenstroom die zich in Europa aandient, lijkt het een kortzichtige visie het schoolvak Nederlands alleen maar in te richten vanuit uit het perspectief van Nederlands als moedertaal.
Op dit moment is een herijking van het schoolvak in de richting van de anderstalige startpositie van veel leerlingen nog buiten beeld. Een nauwere aansluiting bij en samenwerking met NT-2 zou voor veel leerlingen in het voortgezet onderwijs al soelaas kunnen bieden. Daarvoor dient het onderwijs vanuit de anderstalige startpositie uit de remediërende sfeer gehaald te worden en onder te worden gebracht in de kern van het curriculum. Neerlandici dienen ook NT-2 specialisten te worden. Zowel de invulling en de doorvoering van de huidige referentieniveaus als de aanscherping van de centraal-exameneisen geven blijk van een geborneerde opvatting van de taalwerkelijkheid in Nederland. Doordat het vak Nederlands zo eenzijdig is toegesneden op het ontwikkelen van de taalvaardigheden in de beperkte context van Nederlands als moedertaal, is de aansluiting bij de leerlingen zeer matig, waardoor ze het vak Nederlands niet in hun top drie plaatsen.
Behalve serieuze aandacht voor de implicaties van de anderstaligheid voor het onderwijs Nederlands zou er ook meer ruimte moeten komen voor taal- en letterkundige thema’s. Nauwe samenwerking met de universiteiten en lerarenopleidingen zijn hiervoor onontbeerlijk. Vooral voor de hogere niveaus is het van belang dat leerlingen vanuit enige afstand naar de eigen taal kijken en die leren te analyseren. Letterkundige thema’s ondersteunen de culturele, maatschappelijke en esthetische vorming. De kennis over deze thema’s binnen de universiteiten mag meer ingang vinden in de middelbare scholen.
Online en offline geletterdheid
Ouderen en jongeren online
Docenten Nederlands, zeker de docenten van boven de veertig, hebben tijdens de eigen scholingsperiode vooral gebruikgemaakt van gedrukte of geprinte informatie. Dit heeft niet tot problemen geleid bij de overgang naar het gebruik van online teksten. Integendeel, het lijkt een prima training geweest te zijn voor de omgang met online teksten. We krijgen geen signalen dat onze collega’s moeite hebben met het scannen van webteksten op relevante informatie en het kritisch beoordelen van de waarde en geldigheid van de informatie. De overgang van ‘offline’ naar online geletterdheid lijkt dus niet zo groot.
Het is de vraag of dit andersom ook het geval is. Jongeren duiken dagelijks onder in een online zee van informatie en amusement en ze worden overspoeld door appjes en andere sociale-media-berichten, vaak met linkjes naar filmpjes of websites. Het lineair lezen van langere teksten wordt voor hen steeds lastiger. Bovendien is het de vraag of zij onderscheid kunnen maken tussen subjectieve, ironische, soms manipulatieve teksten enerzijds en feitelijke, objectieve informatie anderzijds. Ook kunnen ze zonder hulp of goede voorbeelden de weg naar kwalitatief verantwoorde informatie niet vinden. Het lezen van langere (online) artikelen is bijvoorbeeld niet vanzelfsprekend voor jongeren. Voor docenten (en ouders) is hier een taak weggelegd.
Misleiding
Ook zullen de jongeren een kritische houding moeten ontwikkelen ten aanzien van zowel online als offline gepubliceerde informatie, zodat zij zich niet laten ringeloren door bijvoorbeeld bedrijven en politici. Voor het onderwijs is hierbij een belangrijke rol weggelegd. Kritische leesvaardigheid en kennis van argumentatie, drogredenen en retoriek zullen ook in de toekomst bepalend zijn voor het niveau van het maatschappelijke debat.
Infobesitas
De hoeveelheid informatie die een middeleeuwer in zijn hele leven kreeg te verwerken, is ongeveer even groot als wat wij op een dag voorbij zien komen. De enorme hoeveelheid informatie die via beeld en tekst op ons af komt of die we zelf opzoeken, maakt dat we vluchtiger lezen, snel het gevoel hebben dat we belangrijke informatie missen en misschien zelfs een informatieverslaving of ‘infobesitas’ ontwikkelen. Infobesitas is de angst iets te missen en daardoor buiten de groep te vallen.
De taak van het onderwijs (en de ouders) is de jongeren te leren hoe om te gaan met de lawine aan informatieprikkels. Om écht iets te leren is concentratie nodig en moet een leerling in staat zijn de hoeveelheid informatie te beperken en te ordenen. Omgang met de grote hoeveelheid informatie houdt dus niet alleen in dat je je weg erin moet kunnen vinden, maar ook hoe je met de overvloed en de verleidingen omgaat. Ook dit hoort bij online geletterdheid. Voor de voorbereiding op de vervolgstudie is dit van essentieel belang. Dit is overigens niet alleen een taak van docenten Nederlands.
Leesvaardigheid op een nieuwe leest geschoeid
Leesvaardigheid is een onderdeel van online en offline geletterdheid. Het belang ervan spreekt voor zich: een democratie kan alleen fatsoenlijk functioneren als de burgers goed geïnformeerd zijn en in staat zijn, onafhankelijk van de belangen van politiek of bedrijfsleven, hun mening over een onderwerp te bepalen. Ze moeten erop voorbereid zijn dat teksten vaak niet objectief zijn, maar de lezer willen sturen door gekleurd taalgebruik, retoriek, argumenten en drogredenen. Ook ter voorbereiding op de vervolgstudie en de arbeidsmarkt is een uitstekende leesvaardigheid een eerste vereiste.
Nieuw is dat door de sociale media lezen steeds meer vervlochten is geraakt met uiteenlopend beeldmateriaal. Het overstelpend aanbod van talig-visuele informatie vraagt om nieuwe, aanvullende strategieën, die op dit moment nog nauwelijks of niet inhoudelijk onderzocht en didactisch vertaald zijn. In het vak Nederlands zal dus ook in de toekomst veel aandacht moeten zijn voor het kritisch ‘lezen’ van de social media.
Schrijfvaardigheid
Om helder te denken en te redeneren is een goede taalbeheersing noodzaak. Ook in de toekomst zullen leerlingen dus moeten leren zich helder en zorgvuldig uit te drukken, zowel in korte, pakkende teksten (voor online doeleinden) als in langere, goed gestructureerde teksten. De maatschappij hecht er waarde aan dat leerlingen het Nederlands goed beheersen en goed kunnen formuleren. Het sectiebestuur Nederlands van Levende Talen pleit er dan ook al geruime tijd voor schrijfvaardigheid in de vorm van een meesterproef zodanig te toetsen, dat de leerling doordrongen wordt van de waarde van dit onderdeel van het vak Nederlands. De mogelijkheid van een schoolexamen in samenspraak met het hbo en met de inhoudelijke samenwerking en ondersteuning van de universiteiten is momenteel onderwerp van gesprek.
Het schrijven voor het web, bijvoorbeeld een blogtekst, is tot op heden vrijwel onontgonnen terrein in het onderwijs. En dat terwijl de verwachting is dat het online publiceren van teksten alleen maar toeneemt. Het lijkt verstandig dat er ook voor deze vaardigheid aandacht is in de toekomstige eindtermen.
Mondelinge taalvaardigheid
De huidige maatschappij draagt het risico van polarisering in zich. De invloed van de media op de politiek en het maatschappelijk debat brengt met zich mee dat de werkelijkheid gereduceerd wordt tot soundbites en vereenvoudigde weergaves van zaken die complex en veelkleurig zijn. Het onderwijs in mondelinge vaardigheden is bij uitstek geschikt om de leerlingen zich hiervan bewust te maken. In het debat ervaren ze de polarisatie, terwijl ze in de discussie of het socratisch gesprek er juist op gericht moeten zijn er samen uit te komen. Deze twee laatste werkvormen kunnen een tegenwicht vormen tegen de polarisatie. Ook het houden van een boeiende, goed gestructureerde en overtuigende voordracht is een vaardigheid die in 2032 en lang daarna van belang zal zijn.
Literatuur
Literatuur zal om verschillende redenen een plaats dienen te hebben binnen het vak Nederlands. Uit recent onderzoek is gebleken dat literatuur lezende leerlingen beter presteren en een grotere woordenschat hebben. Lezers kunnen zich eveneens beter inleven in de wereld van een ander en dat is met het oog op de pluriforme samenleving een belangrijk aspect.
In deze hypermediale tijd worden jongeren overspoeld door films, series, muziek en foto’s. Het boek, of het nu gaat om de digitale of papieren variant, is voor een deel van hen een minder aantrekkelijke vorm om in aanraking te komen met verhalen. Toch is de roman nog steeds onovertroffen wanneer het gaat om het prikkelen van de fantasie, het uitbreiden van woordenschat en algemene kennis, het bieden van een mogelijkheid tot inleving en het komen tot nieuwe inzichten en ideeën.
Literatuur zorgt ook voor ontspanning, biedt een mogelijkheid om te ontsnappen aan de dagelijkse beslommeringen. Het lezen van literatuur kan tot slot een sociale functie vervullen: het biedt stof om met anderen het onderwerp en de wijze waarop de schrijver dit op papier heeft gezet, te bespreken.
Literatuur is bij uitstek geschikt voor de persoonlijke vorming van de leerlingen: ze maken kennis met andere werelden en minder vertrouwde thema’s, ze identificeren zich met personages van wie ze daarvoor niet gedacht hadden dat ze zich ooit met hen zouden identificeren, en worden uitgenodigd na te denken over onderwerpen waarover ze daarvoor nog niet of nauwelijks nagedacht hebben. In gesprek met andere leerlingen en de docent kunnen ze zich verbazen of laten verrassen door de meningen van anderen over wat ze net gelezen hebben en kunnen ze zichzelf een mening vormen.
Creatief taalgebruik
De taal is een instrument met vele mogelijkheden. Een docent Nederlands moet leerlingen de taal niet alleen laten consumeren, maar zal er ook in 2032 op gericht zijn de leerlingen te stimuleren dit instrument in al zijn registers te bespelen. Het zelf schrijven van allerlei vormen van poëzie, cabaretteksten, verhalen, columns en blogs laat de leerlingen de rijkdom, rekbaarheid en kracht van de Nederlandse taal ervaren. Op dit gebied is vakdidactische versterking overigens wel noodzakelijk. Niet elke docent Nederlands is per se een docent creatief schrijven.
Taalkundige kennis
Al decennia lang is er gepleit om de kennis over taal explicieter en dus minder vrijblijvend in het programma op te nemen. Het gaat hierbij niet om grammatica, maar om breed spectrum van taalculturele kennis zoals taalvariatie, taalverwerving, taalverandering of straattaal. In de voorbije decennia is taalkundige kennis alleen maar in het curriculum geselecteerd en aan de orde gesteld voor zover die kon bijdragen aan de verbetering van de taalvaardigheid, de zogenoemde taalfunctionele kennis. Deze eenzijdigheid moet doorbroken worden.
Conclusie
Het sectiebestuur Nederlands van Levende Talen is continu in gesprek – in levenden lijve en via social media – met andere betrokkenen die nadenken over de toekomst van het schoolvak Nederlands en de inrichting van de examens, het SE en het CSE. Juist in een maatschappij die steeds pluriformer wordt en waarin polarisatie het debat beheerst, is het van essentieel belang dat leerlingen een toereikende taalbeheersing ontwikkelen en oog krijgen voor de rol die taal speelt in communicatie, politiek én kunst. Daarvoor zijn goed gekwalificeerde docenten nodig die voldoende tijd hebben voor de voorbereiding van hun lessen en het begeleiden van leerlingen in hun talige ontwikkeling en culturele vorming.
Gert Rijlaarsdam zegt
Buitengewoon goede actie van SBN/Levende Talen!