Door Marc van Oostendorp
Het Nederlands heeft allerlei manieren om een vrouwelijke beroepsaanduiding te vormen. In een recent artikel in Nederlandse Taalkunde (ik kom er binnenkort nog eens op terug) somt de Amsterdamse morfoloog Jan Don er een aantal op:
a. wandelaarster, rekenaarster (‘-ster na –aar’)
b. loopster, verkoopster (‘-ster na verbale stam’)
c. minnares, dienares (‘-es na –aar’)
d. zangeres, dichteres (‘-es na –er’)
e. boerin, prinses (‘-es/-in na nomen’)
f. studente, agente (‘-e na nomen’)
g. conductrice, mentrix (‘-ice, –ix na wortel’)
h. Amerikaanse, Zweedse (‘-e na toponymisch adjectief’)
Interessant zijn alleen al de eerste vier. De stukjes –aar en –er zijn eigenlijk een soort varianten van hetzelfde achtervoegsel. Meestal kies je –aar na een stam die eindigt op een lettergreep met een toonloze –e (wandelen, rekenen) en –er in andere gevallen (lopen, verkopen) al zijn er ook werkwoorden die uitzonderlijkerwijs –aar kiezen hoewel de werkwoordsstam met een volle klinker eindigt (minnen, dienen).
Kennelijk is de regel vervolgens: –ster vervangt -er (loper wordt loopster), maar komt na –aar (wandelaarster). Alleen in sommige uitzonderlijke gevallen – bijvoorbeeld na een uitzonderlijk -aar – kies je voor de uitgang –es (minnares, dienares).
Nu is de vraag: hoe noem je een vrouwelijke visser?
Hier is hoe P.C. Hooft die vraag beantwoordde in een sonnet waarin hij zijn vriendin Anna Roemersdochter Visser lof toezwaaide door haar achternaam letterlijk te nemen.
Beroemde Vischerin, die de verborgen hockels
Van v beschaduwt hol dat tegens ’t Oosten gaept,
Schackeert met schulpen weerschijn-verwe, die ghij raept,
Lanx vwe stranden met veel sindelijck gesockels;
Hoe speelt v orgel-keel, dat sij soo veel getockels
Van Minnaers lockt aen d’ hoeck vws hangels die se draept?
Of sijnder in v hart clawieren naege-aept,
Die ’t edel oordel roert met radgewende knockels?
Bij soo veel harten die de sang v hangel vangt,
En buit van Minnaers, die ghij om v woonplaets hangt,
Hang Jck dees dichten aen de want van v speloncke.
Op dat geholpen, door de soetheit des gequeels,
Haer groot gebreck van val met cleine moeit vws keels
Haer aenschijn niet beschaem wanneer het staet te proncke.
Visserin komt in het rijtje van Jan Don niet voor, en ik vind het ook vreemd klinken. Maar ik weet ook eigenlijk niet goed hoe je het anders zou moeten doen. Visster zou de regelmaat volgen, maar klinkt ook niet goed, misschien omdat de slot-s van de stam opgaat in de begin-s van het achtervoegsel (klaverjasster klinkt ook niet zo goed), maar visseres is ook niet prettig, misschien omdat –es vaak een associatie heeft met de hogere klasse (lerares, prinses).
Een vissersvrouw is er vooral met een getrouwd, en het enige dat je dus kunt zeggen is ‘vrouwelijke visser’. Het gevolg van een en ander is dat er, vierhonderd jaar na Anna Roemersdochter, eigenlijk geen goed woord is voor een vrouwelijke visser.
Wouter Steenbeek zegt
Een vrouw werd in het verleden niet geacht om mannenwerk te doen, en zeker niet zulk fysiek zwaar en gevaarlijk werk als de zeevisserij. Wel werd ze geacht mee te werken in het viswezen: netten breien, vis bewerken, vis verkopen…. Een vissersvrouw was dus niet alleen met een visser getrouwd, maar bijna per definitie zelf ook met vis bezig. Wel vreemd dat het dan wel boerin, terwijl men op het platteland ongeveer dezelfde taakverdeling had.
Wat mij ook opvalt aan dit gedicht is van het werkwoord afgeleide substantieven (daar is waarschijnlijk een naam voor, maar ik kom er niet op) die op -s eindigen: gesockels, getockels. Ik ken die -s alleen uit de Limburgse dialecten: Al dat geloups de gansen daag heet häöm meuj gemaak. Los daarvan ken ik geen werkwoord "sokkelen", maar dat terzijde.
Marc van Oostendorp zegt
Dank! Een geleerd woord voor 'van een werkwoord afgeleid' is 'deverbaal'.
Drabkikker zegt
En die -s is zonder twijfel een genitief-uitgang, die daar staat vanwege veel: veel getockels = 'veel van getokkel'. Vergelijk hedendaags veel moois = 'veel van mooi'. Ik vermoed dat die -s in het Limburgs dezelfde verklaring heeft (in uw voorbeeld vanwege al).