Ineens had iedereen een mening over de vraag of wetenschappers hun mening mogen uiten. Ik discussieerde er bijvoorbeeld hier op Neder-L genoeglijk over met Hans [Broekhuis red.], en toen bleek de PVV er ook ineens iets van te vinden: de Tilburgse hoogleraar Paul Frissen had beweerd dat de partij fascistisch was en moest daarom ontslagen worden! Daarover schreef de historicus Jona Lendering op zijn beurt dan weer een blog.
De kern van de vraag lijkt me deze. Als wetenschapper spreek je soms hopelijk met enige autoriteit: als het gaat over je vakgebied. Wanneer je bijvoorbeeld in DWDD aandacht wil besteden aan de vraag of het zinnig is om in het Nederlands onderscheid te maken tussen een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord, kun je dat beter aan [Hans, red.] Broekhuis vragen dan aan Gerard Joling. De vraag is nu echter waar Broekhuis’ autoriteit ophoudt. Mag hij bijvoorbeeld ook iets beweren over het Duitse bijwoord? Over de teloorgang van de puntkomma? Over het eindexamen? Over de uit de klauwen lopende uitgaven in de zorg?
In zekere zin mag hij natuurlijk over al die dingen iets vinden en beweren. Tegelijkertijd heb je als wetenschapper ook de waardigheid van de wetenschap te dienen. Door allerlei controversiële zaken te gaan beweren uit hoofde van je professordoctorschap bezoedel je die waardigheid.
Ik denk dat Jona Lendering, Hans Broekhuis en ik het daarover eens zijn. Alleen: die zuiverheid is natuurlijk vooral een kwestie van wetenschappers zelf. Alleen zij kunnen bepalen wat precies ‘wetenschappelijk onderbouwd’ is, en ook wat er wel of niet tot de inhoud van hun vakgebied behoort. Je kunt het jammer vinden of niet, maar er is nu eenmaal geen objectieve maat om vast te stellen dat iets ‘goede wetenschap’ is, en ook niet wat je precies allemaal kunt begrijpen met de wetenschappelijke methode. Er zijn natuurlijk wel ondergrenzen, zoals dat je niet moet plagiëren en geen gegevens moet verzinnen.
Ik heb 13,5 jaar jaar geleden ook al over deze kwestie geschreven in Neder-L, maar tot mijn verbijstering blijkt telkens weer dat mensen zulke dingen niet uit hun hoofd hebben geleerd, hoewel ik ook toen al professor was. Ik schrijf zulke dingen toch niet voor niets, mensen!
Affijn, ik was indertijd geloof ik wat rechter in de leer dan nu. Ik heb het Taalkundig Manifest, dat opriep om het onderwijs in de allochtone levende talen (oalt) op de Nederlandse scholen te behouden, niet ondertekend, omdat ik vond dat een taalkundige (een taalwetenschapper) geen manifesten moest ondertekenen, maar voorlichting moet geven en feiten voor de discussie aandragen. Je kon wel laten zien dat uit onderzoek blijkt dat onderwijs in de taal die kinderen thuis spreken mits goed georganiseerd niet ten nadele gaat van het Nederlands, maar je mocht daar niet als wetenschapper de conclusie aan verbinden dat het goed was om dat oalt te behouden.
Inmiddels zou ik geloof ik een eventueel – in het huidige politieke klimaat waarschijnlijk volkomen kansloos geworden – oproep om dat oalt weer in te voeren geloof ik wel tekenen. Er was van alles mis met de organisatie van dat onderwijs, maar inmiddels heeft het afschaffen bijgedragen aan verschraling van het talenlandschap in ons land. Een pleidooi voor herinvoering zou gepaard moeten gaan met goede argumenten (ik kan het manifest van toentertijd niet meer vinden, maar ik vond dat er te weinig cijfers werden gegeven), maar ik zou er denk ik ook niet voor schromen mijn academische graad in te zetten om het dan te steunen.
Ik vind niet dat mijn mening alleen maar vanwege mijn autoriteit onmiddellijk tot wet zou moeten worden verheven; maar hij mag natuurlijk wel meeklinken. Er worden inmiddels genoeg op niets gebaseerde onzinnige meningen rondgebazuind dat ik vind dat we niet hoeven te schromen om die van een geleerde eraan toe te voegen.
Lucas Seuren zegt
De column van Lendering was erg vreemd, omdat de politiek niet alleen invloed heeft op de wetenschap, maar zich er gewoon sterk mee bemoeit. Politici als Wilders voorop maken tegen alles bezwaar wat wetenschappers doen, willen dat er gestopt wordt met bepaalde vormen van onderzoek die niet aansluiten bij hun wereldbeeld, en agenderen dat ook gewoon in de TK. Als er weer onderzoek is dat laat zien dat wat Wilders doet in lijn is met bepaalde fascistische bewegingen uit het verleden laat hij duidelijk merken dat er wat hem betreft geen grens is tussen wetenschap en politiek. Daarover vond ik de mening van Paul Feyerabend ook erg interessant, al benadert die het wel weer te idealistisch en kijkt hij te weinig naar de praktijk.
De mening van een wetenschapper zou ook niet beperkt hoeven te zijn in de publieke arena tot de expertise die hij door bepaalde mensen wordt toegedicht. Dat zou impliceren dat elke keer dat een wetenschapper in een interview iets zegt, hij/zij dat moet kunnen ondersteunen met onderzoek en publicaties. Niet alleen lijkt me dat onrealistisch, het lijkt me onzinnig. Je maakt het academici daarmee vrijwel onmogelijk om nog iets te zeggen in de publieke arena.
Een zinvolle discussie over de relatie wetenschap-politiek is ook niet plotsklaps onmogelijk; dat is al jarenlang een drama. Deze kwestie is een symptoom, zeker niet de dieperliggende oorzaak.
Hans Br. zegt
Volgens mij blijft het belangrijk te benadrukken dat de wetenschapper moet aangeven tot waar zijn wetenschappelijke expertise strekt, of zoals ik het eerder probeerde uit te drukken, wanneer hij als wetenschapper spreekt en wanneer als mens.
Dit is noodzakelijk om te voorkomen dat hij ongerechtvaardigd gezag aan zijn uitspraken verleent puur doordat hij een academische titel draagt. Spreekt hij als wetenschapper dan moet hij zijn uitspraken op grond van zijn wetenschappelijke expertise verder kunnen onderbouwen en motiveren; spreekt hij als mens dan zijn bijv. ethische overwegingen op grond van een levensovertuiging voldoende.
Duidelijkheid scheppen is wat mij betreft dus noodzakelijk. Het gaat er dus niet om wetenschappers uit te sluiten van een maatschappelijk debat.
Over de onderhavige zaak wil ik overigens kwijt dat de politiek natuurlijk niet dient te oordelen over uitspraken van burgers in welke hoedanigheid dan ook: als de PVV problemen heeft met de uitspraken van dhr. Frissen dan moet die partij zich te richten tot de rechter (die is daar voor). Pas als de rechter gesproken heeft, kan de minister wellicht aan zet komen. Kortom: de PVV slaat een stapje over.
Lucas Seuren zegt
Dat er een onderscheid kan worden gemaakt tussen de twee petten die mensen met bepaalde expertise dragen lijkt me een illusie. Als hoogleraren gaan zeggen "ik spreek nu op persoonlijke titel" zal er echt nog steeds geklaagd worden dat hij misbruik maakt van zijn autoriteit als hoogleraar (of welke andere autoriteitsfunctie je maar wilt verzinnen). We kunnen wel pretenderen dat we dat netjes uit elkaar kunnen houden, maar zo geordend en logisch werkt het menselijk verstand nou eenmaal niet.
Disclaimer: ik ben geen psycholoog (ik heb überhaupt geen autoriteit). Al mijn uitspraken over de menselijke psyche dienen te worden opgevat als een persoonlijke mening op basis van onderzoek van derden en anekdotische ervaring.
Peter-Arno Coppen zegt
De werkelijkheid is natuurlijk vaak wat schimmiger. Je kunt als academicus wel op een gegeven moment verklaren dat je nu even niet als wetenschapper spreekt, maar je hoedanigheid van academicus (al dan niet met titels versierd) brengt met zich mee dat je uitspraken op allerlei gebied toch – al dan niet terecht – een groter gewicht krijgen.
Hoewel ik het eens ben met het principe dat je vanuit een wetenschappelijke ethiek wetenschappelijke uitspraken ook wetenschappelijk moet verantwoorden (en dus niet-wetenschappelijke uitspraken daar expliciet van zou moeten onderscheiden), lijkt het me dat het in de praktijk meestal niet zo werkt.
Hetzelfde is een beetje het geval met bekende Nederlanders. Uitspraken van bekende Nederlanders krijgen ook een groter gewicht, alleen al vanwege het feit dat bekende Nederlanders over allerlei kwesties bevraagd worden, en het zou absurd zijn als je ze zou verplichten om bij bepaalde uitspraken te vermelden dat ze 'nu even niet als bekende Nederlander spreken.'
Kortom: ik denk dat het van belang is dat ook academici zich manifesteren in het publieke debat. Wanneer zij wetenschappelijke uitspraken doen moeten zij die natuurlijk verantwoorden (en daarop kunnen zij vanuit de wetenschappelijke wereld worden aangesproken). Maar zij hoeven zich naar mijn idee in hun algemene uitspraken niet overdreven expliciet te distantiëren van die wetenschap, want die is deel van hun persoonlijkheid.
Hans zegt
Illusie of niet, mogelijk of onmogelijk, maakt mij niet zoveel uit: volgens mij hoort een wetenschapper als hij in het openbaar optreedt het onderscheid toch te maken. Hij hoeft dat natuurlijk niet op overdreven wijze te doen en hij kan er ook niet verantwoordelijk voor gehouden worden als de lezer/luisteraar daar vervolgens niets mee doet.
En nu maar hopen dat ik zelf in de toekomst niet in de fout ga!