Door Leonie Cornips
Ik was nieuwsgierig om te weten hoe bewoners in een verzorgingstehuis in de Randstad gebruik maken van dialect (plat Haags, Rotterdams of Amsterdams) in hun interactie met elkaar en met de staf. Sophie Martini, studente Taalwetenschappen in Leiden, voerde een onderzoek uit in een klein tehuis. Al snel blijkt dat de bewoners geen opvallende lokale talige elementen gebruiken en hoe dan ook nauwelijks met elkaar spreken. Juist in dit tehuis zijn veel bewoners hardhorend en ondervinden zij moeite om te spreken; vooral de staf is aan het woord. Maar hoe leg je aan een bewoner met gehoorproblemen uit dat er iets gaat veranderen aan de zorg die ze ontvangt? Sophie was getuige van een volkomen mislukt gesprek tussen een staflid en een bewoonster.
Op een middag speelt Sophie scrabble in de gemeenschappelijke zaal (eet-, speel- en bezoekerszaal bij de receptie) met bewoners aan een tafeltje. De opnamerecorder ligt voor haar. Naast haar spelen twee vrouwen Rummikub. Aan de overkant van de gang probeert een staflid Betty (B) aan mevrouw de Graaf (G) (de namen zijn fictief) nieuwe regels uit te leggen over huishoudelijke hulp. Het gesprek tussen B. en G. is duidelijk hoorbaar voor iedereen in de zaal hoewel het gesprek best wel privé is: hoe wil G. haar huishoudelijke hulp inrichten en betalen aangezien sommige diensten niet langer in het standaardpakket zitten zoals haar bed verschonen en het huisvuil ophalen. Die taken nemen drie minuten per dag in beslag – dat is 21 minuten per week – en vijftien minuten extra kost 7,85 euro. Een gek bedrag! Die boodschap probeert B. over te dragen.
B. spreekt hard in het gezicht van G. als G. het niet onmiddellijk begrijpt. B. zegt luid: “Ja, nee, dat is zeg maar dit is voor de extra diensten, kijk dit heeft uw zoon ingevuld voor de extra diensten, bed dagelijks opmaken. Hij geeft aan dat er het vriesvak ontdooid moet worden.”
G. antwoordt: “Maar ik krijg maar 30 minuten”.
B: “Nee het wordt niet van uw 30 minuten afgehaald. Die 30 minuten heeft u sowieso. Het is nu dit lijstje is wat u dan extra krijgt bovenop die dertig minuten dus het is niet zo dat u dan die 30 minuten min die 21, dat niet… Maar snapt u nu wel een beetje het idee erachter? Dus die 30 minuten, die blijft gewoon.
G. vraagt: “Dan snap ik dan niet dat dat bed opmaken er niet bij zit”.
Betty probeert toenadering en overeenkomsten te zoeken door het woord gewoon te gebruiken en herhaalt telkens de boodschap.
B: “Dit is gewoon extra. U houdt gewoon uw 30 minuten schoonmaak, er wordt gewoon gestofzuigd, er wordt gewoon gestoft. Dit gaat u dan extra, want hier betaalt u dan voor. Dus bovenop uw gewone schoonmaak, gaat u dan die uh komt de hoteldienst uw bed gewoon dagelijks opmaken. (…). Het is niet zo dat die 21 minuten hier vanaf gaan, dat is niet zo. Dit is gewoon. Er wordt gewoon gestoft, stofzuigen, dweilen, badkamer wordt gedaan, bed wordt verschoond, was wordt meegenomen en de keukenkastjes uh de keuken wordt schoongemaakt. Dus gewoon dertig minuutjes dat is gewoon blijft gewoon.”
De nieuwe regels zijn ingewikkeld en het vele gebruik van ‘gewoon’ maakt onduidelijk wat er nu wel of niet verandert. Sophie heeft dan ook de volgende aanbevelingen voor het verzorgingstehuis. Als een gesprek meer privé is, neem de tijd om een plek te zoeken waar niet iedereen (bewoners, staf en bezoekers) het gesprek kan volgen. De bewoners weten immers niet van tevoren welk karakter het gesprek zal dragen. Een staflid kan beter niet luid in het gezicht van een bewoner spreken in steeds dezelfde en vage bewoordingen. Wissel de bewoordingen af, moedig de bewoner aan vragen te stellen of de boodschap zelf samen te vatten.
Laat een reactie achter