Gerard Reve dacht zelf dat vandaag het omslagpunt zou zijn. “Na mijn dood,” zei hij in 1982 in een interview met Tom Rooduijn, “word ik op de scholen tien jaar vrijwillig gelezen en daarna nog eens tien jaar verplicht. Dan noemen ze een straat naar me. En dan ben ik helemaal vergeten. Niemand weet toch meer wie Tweede van der Helst was?”
Vandaag is het tien jaar geleden dat Reve overleed: de dag dat het vrijwillig lezen om zou slaan in het verplichte. Waarbij hij wel twee dingen zou vergeten. Dat het volgens schrijvers als Christiaan Weijts sowieso maar eens afgelopen moet zijn met dat fucking verplichte lezen. En dat zijn werk eigenlijk niet of nauwelijks nog in de handel zou zijn. (Op weg naar het einde is voor zover ik kan zien het enige dat in de afgelopen vijf jaar herdrukt is.)
Nou ja, in ieder geval verschijnt er nog wel een boekje, Naar het naaktgeslacht van de neerlandicus Bert Boelaars van het weblog Nader tot Reve.
Kippenlevertjes
Het boekje draagt de deftige ondertitel Toegift op het levensverhaal van Gerard Reve maar bestaat vooral uit een verzameling verspreide stukken die Boelaars de afgelopen tien jaar – niet alleen op zijn weblog schreef en die iets met Reve te maken hebben. Dat is bijvoorbeeld een stuk over een boekje dat Reve waarschijnlijk in zijn jeugd las en hem mogelijk beïnvloedde, een gesprek met Reves vroegere huisgenoot Guus van Bladel over de biografie van Reve door Nop Maas en een lijst met allerlei boeken en tijdschriftartikelen die er over de vereerde meester verschenen zijn in de afgelopen jaren.
Een echt boek is het daarmee niet – het is echt een verzameling stukken en stukjes waarin zo nodig het een en ander wordt herhaald. Bovendien gaat Boelaars er vanuit dat de lezer het bijvoorbeeld heel belangrijk vindt om te weten dat Gerard Reve geen varkensvlees at maar wel ‘gekookte aardappelen met sla, kippenlevertjes in knoflook en uien gebakken, vis en biefstuk’, of dat hij volgens een van zijn minnaars beschikte over een ‘enorme lul’.
Sterfbed
Wat interessanter vind ik eigenlijk vooral de inkijkjes in het geharrewar rondom de literaire erfenis van Reve. De rechtszaak waarmee Reves weduwnaar Joop Schafthuizen wilde voorkomen dat deel 3 van Nop Maas’ biografie zou verschijnen wordt in groot detail beschreven, net als alle bezwaren die Van Bladel (‘Op pagina 611 beweert Maas dat de nieuwe Citroën-bus van Gerard in Weert geïsoleerd werd. Die bus is nooit geïsoleerd.’)
Maar alle moderne Revianen lijken zich in één ding te kunnen vinden: hun afkeer van weduwnaar Joop Schafthuizen. Hij is degene die het Geheime Landgoed laat verloederen (hij schijnt zelfs met zoveel woorden te hebben gezegd dat hij daarop uit was), hij maakt met iedereen ruzie, hij wil overal geld voor hebben, hij heeft het leven van de meester een hel gemaakt. ‘Gerard haat Joop, maar is bang voor hem’ zou de uitgever Johan Polak op zijn sterfbed gezegd hebben; zulke verhalen doen er de ronde onder de hedendaagse Reve-liefhebbers.
Dit alles doet de vraag rijzen: zou die Schafthuizen er ook misschien achter zitten dat het werk van Reve zo slecht verkrijgbaar is? W.F. Hermans heeft een wetenschappelijke editie, van Mulisch zijn posthuum werken uitgegeven en is er een museum, maar Reve zinkt helaas razendsnel weg uit het collectieve geheugen. Maar ja, wat wil je als zijn werk bij gebrek aan verkrijgbaarheid niet eens meer verplicht kan worden gesteld.
Dit weekeinde wordt het boek in Amsterdam en Weert gepresenteerd. Meer informatie bij Nader tot Reve.
Jona Lendering zegt
Ik heb die weerzin tegen Schafthuizen altijd wat vreemd gevonden. Er wordt nooit opgemerkt dat hij jarenlang mantelzorg verleende aan een dementerende. Dat is bepaald geen sinecure.