Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (76)
Het Nederlandse sonnet bestaat 451 jaar. Hoe is het de taal in die tijd vergaan?
Door Marc van Oostendorp

Mag ik eens klagen over een spellingkwestie? Vingren schrijven in plaats van vingeren, zoals sommige dichters doen, of onzichtbre in plaats van onzichtbare, zoals Jan Jacob Lodewijk ten Kate deed in zijn gedicht Ontwaken:
Ik droomde – een droom vol tegenstrijdigheden,
Half licht, half duisternis, half waar, half waan,
Nu Profecij, dan Echo van ’t verleden,
Vaak beide in eens, en immer – half verstaan.’k Greep schimmen, die mij door de vingren gleden;
Ik vloog, of kroop, maar niets werd afgedaan;
’k Heb in één uur genoten en geleden,
Heel ’t bonte lot eens Levens ondergaan.Daar blonk de dag – de onzichtbre banden braken!
’k Rees op, nog met de tranen op de kaken,
En glimlachte om mijn dwaze hersenschim.En ’k juichte: “o God, als aan de levenskim
De morgen Uwer heerlijkheid zal blaken,
Wat glimlach zal dàt wezen bij ’t ontwaken!”
Het ‘k en het ’t kun je hem nog vergeven: sommige prozaschrijvers doen dat soort dingen ook, inclusief Neerlandistieks eigen onvolprezen Jan Stroop. Maar wat rechtvaardigt toch dat vingren?
Ik weet natuurlijk wel welk antwoord er op die vragen gegeven wordt in de handboeken: dat iedere versregel in dit gedicht nu eenmaal bestaat uit vijf jamben, dat wil zeggen dat er vijf beklemtoonde lettergrepen instaan die ieder voorafgegaan worden door precies één onbeklemtoonde lettergrepen. En dat vingeren gleden dus niet zou passen.
In sommige gevallen mag de dichter daarom een onbeklemtoonde klinker weglaten, is de redenering. Maar de mopperaar die ook in mij zit zegt dan: ja, maar waarom word ik als lezer dan zo onderschat? Ik kan toch zelf wel verzinnen dat vingeren gleden wel past als ik een beetje smokkel? Is het niet een beetje overdreven belerend van Ten Kate om mij zo bij de hand te nemen? Denkt hij dat ik onnozel ben, of zo? Ik begrijp toch ook dat in de laatste regel dàt weliswaar een accent heeft, maar toch op een onbeklemtoonde plaats in de regel staat?
Nee, het leven van de poëzielezer gaat niet over rozen. Gelukkig ben ik ook nog onderzoeker, en in die hoedanigheid is het natuurlijk wel fijn dat iemand expliciet maakt welke klanken er precies weggelaten moeten worden. Zo is het in dit geval interessant dat de klinkers in zichtbare en vingeren kunnen worden weggelaten zonder heel rare medeklinkergroepen op te leveren. Het woord heerlijke heeft Ten Kate voor zover ik kan zien – op zoek naar zijn sonnetten heb ik de afgelopen tijd aardig wat van zijn werk bekeken – nooit tot heerlke gewrongen. De groep rlk zou te gortig zijn geworden.
Het lijkt mij interessant om daar een nadere studie van te maken: hoe vreemd een woord nog mag worden van een specifieke dichter om toch nog in een regel te passen. Welke klinkers mogen er waar precies worden weggelaten?
Regel 9 – “Daar blonk de dag – de onzichtbre banden braken!”
Men zou verwachten dat ook hier het lidwoord “de”, op een onbeklemtoonde positie staande, ook tot d’ zou worden afgekort. Waarom heeft Ten Kate hier geen elisie toegepast, zou men denken…
Heeft hij hier bewust een leespauze aangebracht?