Door Marc van Oostendorp
De moderne wetenschapper doet geen dingen meer die nuttig zijn, maar alleen nog dingen met impact. In ieder geval de westerse wereld heeft dat begrip de afgelopen jaren stormenderwijs veroverd. Je kunt geen onderzoeksproject meer beginnen zonder dat je eerst hebt uiteengezet wat de impact ervan zal zijn.
Hoewel het begrip al enige tijd bestaat, is er in de meeste geesteswetenschappen nog nauwelijks discussie over wat impact eigenlijk precies kan betekenen. In nwo-aanvragen krabbel je wat neer, maar ik geloof niet dat ik ooit ergens een serieuze discussie heb meegemaakt of een goede beschouwing heb gelezen over wat voor impact wij eigenlijk zelfs maar zouden willen hebben.
Met het door hen geredigeerde boek Sociolinguistic Research. Application and impact willen de Britse sociolinguïsten Robert Lawson en Dave Sayers daar voor hun eigen vak iets aan veranderen. Je zou denken dat juist de sociolinguïstiek – die de taal van het dagelijks leven bestudeert, en hoe die taal in het sociale leven kan worden ingezet – een bijdrage aan de maatschappij zou moeten en kunnen leveren. De beroemdste sociolinguïst aller tijden, de Amerikaan William Labov, heeft zijn kennis ook op allerlei manieren ten nutte gemaakt van de samenleving: door zich in te zetten voor het alfabetiseringsonderwijs voor achtergestelde kinderen, bijvoorbeeld, of door in de rechtszaal als getuige-deskundige op te treden en accenten te determineren.
Onderzoeksgeld
Toch is de discussie over impact in het vak als geheel niet sterk ontwikkeld, schrijven Lawson en Sayers. Sociolinguïsten zien zichzelf over het algemeen primair als geleerden, die bezig zijn kennis en inzicht over taal te vergaren. Ze gaan weliswaar de straat op om zich onder het volk te begeven; maar over wat dit nu precies voor dat volk moet betekenen, daarover zijn niet veel uitgewerkte ideeën.
Dus hebben de redacteuren een aantal – vooral Britse – auteurs gevraagd om zich eens over deze kwestie te buigen: welk nut heeft de sociolinguïstiek en hoe kan dit worden ingezet in het soort impact waarmee je onderzoeksgeld binnen kunt halen?
Machtigen
Allerlei mogelijke impactbronnen komen aan de orde: van het schrijven van blogs tot het meewerken aan tentoonstellingen over taal, van samenwerken met de politie om het verhoor te verbeteren tot onderwijs in het basisonderwijs. De redacteuren en auteurs hebben de terechte ambitie zo niet alleen te kunnen bedenken hoe sociolinguïsten impact kunnen hebben, maar ook om het begrip impact zelf mee te kunnen definiëren. Dat is een altijd een goed idee omdat de subsidiegevers het ook vaak niet precies weten.
Een specifiek probleem voor de sociolinguïstiek, dat niet heel expliciet besproken wordt, maar in sommige artikelen af en toe wel opduikt, is dat de manier waarop sociolinguïsten hun werk als nuttig zien, niet precies past in de huidige maatschappelijke verhoudingen. De taalkundigen willen graag opkomen voor minderheidsgroeperingen, hen laten inzien dat hun taalgebruik niet minder is dan dat van de rijken en de machtigen, maar alleen anders.
Over de streep
Dat alles is echter evenzeer een politiek ideaal als een wetenschappelijk inzicht. Je kunt weliswaar rationeel tot het inzicht komen dat ’taalfouten’ eigenlijk niet bestaan, maar de maatschappij aan dat inzicht willen aanpassen is een andere stap. Je kunt ook besluiten dat het belangrijk is om dat alles zo te laten.
Het probleem is dus dat er een verschil in maatschappelijk inzicht bestaat: de jongeren in de Rotterdamse Feyenoord bijbrengen dat ze trots mogen zijn op de manier waarop ze praten kan voor de een – en veel sociolinguïsten zitten in die categorie – nuttig zijn, maar aan de andere kant zal het pakweg Henk Kamp niet snel over de streep trekken.
Nuttelozer
Ik moest bij het lezen bijvoorbeeld onwillekeurig denken aan de Tilburgse emeritus-hoogleraar Taal en Minderheden Guus Extra. Hij was in de jaren tachtig en negentig misschien wel de Nederlandse taalkundige met de grootste impact. Er heerste in de samenleving consensus dat het belang was dat migrantenkinderen in ieder geval een deel van het onderwijs in en over de eigen taal aangeboden kregen. Extra vond die consensus waarschijnlijk niet ver genoeg gaan, maar hij schreef het ene rapport na het andere en liep ondertussen het ministerie plat, waar men naar mijn indruk gretig gebruik maakte van zijn adviezen.
Zoals bekend, kantelde op zeker moment die consensus, zodanig dat de communis opinio nu is dat het juist heel schadelijk is en in ieder geval weggegooid geld om leraren Turks of Arabisch aan te stellen. De impact van Extra nam daardoor de laatste jaren waarschijnlijk af, terwijl zijn bijdrage natuurlijk niet nuttelozer of nuttiger was geworden. (Een van de dingen die ik oprecht aan Extra bewonder, is dat hij in de loop van de tijd zijn mening niet heeft bijgesteld aan die van de opdrachtgevers. Hij blijft zelfs lezingen geven waarin de ‘multiculturele samenleving’ als iets positiefs wordt gezien.)
Prikkelend
Ik geloof dat het nuttigste dat je als academicus (nog steeds min of meer vrijgesteld van maatschappelijke druk) kunt doen, is: je onafhankelijk en op zijn tijd een beetje dwars opstellen. Dat gaat in tegen het idee van impact – dat immers meer gaat om het oplossen van zaken die de samenleving als probleem ziet –, en daar moet dus een oplossing voor gevonden worden. Tegelijkertijd mag de academische gemeenschap ook wel wat opener zijn en niet denken dat de eigen, een tikje linkse, communis opinio per se wetenschappelijk is.
Ook laten sommige auteurs in dit boek zich wat makkelijk ertoe verleiden om mislukkingen bij het populariseren te wijten aan het feit dat de ‘mainstream media’ de status quo willen handhaven. Walt Wolfram wijt het feit dat verschillende ingezonden stukken aan kranten werden geweigerd aan dat feit. Ik geloof daar niets van: kranten in de hele westerse wereld zijn dol op niet-mainstream ideeën, zolang ze maar prikkelend en helder zijn opgeschreven.
Maar de echte ambitie voor impact van de sociolinguïstiek, van de taalkunde en de geesteswetenschappen moeten hoger uitleggen dan het in een aantrekkelijk verhaal uitleggen van wetenschappelijke inzichten of het aandragen van oplossingen van reële problemen. Het doel van al ons streven is uiteindelijk niet om de wereld uit te leggen of te verbeteren. Het doel is haar met verbijsterende inzichten radicaal te veranderen, waar dat ook toe mag leiden.
Robert Lawson en Dave Sayers, redactie. Socilinguistic Research. Application and impact. London and New York: Routledge, 2016. Meer informatie bij de uitgever.
Peter-Arno Coppen zegt
Die laatste zin zag ik niet aankomen. Ik zou zeggen dat het eerste en laatste interne doel van de wetenschap het begrijpen van de wereld is. Alles daarbuiten is misschien een extern doel, of legitimering, en daar is niets mis mee, maar de argumentatie daarvoor lijkt me meer maatschappelijk dan wetenschappelijk.
Marc van Oostendorp zegt
Het is een beetje een gedachtesprong, begrijp ik nu; maar in mijn ogen kan in ieder geval voor dit soort zaken een andere interpretatie de wereld ook daadwerkelijk veranderen. Wanneer je bijvoorbeeld vaststelt dat er zich geen moeilijkheden voordoen bij mensen die tweetalig opgroeien, dan heb je daarmee dus een probleem de wereld uitgeholpen en de wereld daarmee veranderd.
Jona Lendering zegt
Die laatste zin kwam op mij over als een echo van Marx’ elfde these over Feuerbach: “Die Philosophen haben die Welt nur verschieden interpretirt, es kömmt drauf an sie zu verändern.”
Murk Wuite zegt
“De taalkundigen willen […] hen laten inzien dat […]”
Moet dat niet ‘hun’ zijn?
Ik let er de laatste tijd op in hoeverre het onderscheid tussen de twee ‘correct’ gemaakt wordt, vandaar. Als het ook bij taalkundigen al ‘fout’ gaat mag de regel zo langzamerhand eens uit de boekjes verdwijnen.