Door Marc van Oostendorp
Er is een verschil tussen muziek en gedichten: voor het eerste hoor je zelden iemand reclame maken. Een enkeling wil misschien de jeugd nog met een bepaald genre laten kennis laten maken – klassieke muziek is kapot heftig! –, maar ik heb geloof ik nog nooit een warm pleidooi gelezen van een musicus voor de muziek.
Voor de dichtkunst moet dat kennelijk wel gebeuren en dat is een fenomeen dat je het ergste zou kunnen doen vrezen. Ellen Deckwitz’ boekje is een van de beste voorbeelden in het genre – het is oprecht enthousiast én enthousiasmerend, het is duidelijk, het is gebaseerd op verrassende, smaakvol gekozen voorbeelden, je steekt er wat van op zonder dat het belerend is. Het verschaft je als je al een liefhebber bent, een paar vermakelijke uurtjes; en hopelijk leert het ook nog wat mensen ‘genieten van poëzie’, zoals de ondertitel wil.
En toch is het opmerkelijk dat het kennelijk moet.Deckwitz is heel oecumenisch in haar aanprijzingen: ze prijst de essays van Ilja Leonard Pfeijffer even welgemeend als de bloemlezingen van Arie Boomsma, de gedichten van drs. P. met evenveel warmte als die van Nachoem Wijnberg. Ze laat zien dat je ieder gedicht op een eigen manier tegemoet moet treden en er zo uit moet halen wat er voor jou inziet – en dat je ook niet moet schromen een gedicht verschrikkelijk te vinden. “De deur kan altijd weer open.”
En toch blijft het vreemd dat het nodig is. Waarom moet iemand je komen vertellen hoe je moet genieten van gedichten? Deckwitz lijkt het soms een beetje te wijten aan het onderwijs, of eigenlijk het gebrek daaraan:
Het aantal uren Nederlands is de afgelopen jaren al drastisch afgenomen en de meeste lessen worden besteed aan tekstanalyse en brieven schrijven. De weinige tijd die overblijft voor literatuuronderricht wordt eerder aan proza dan aan verskunst besteed. Waardoor sommige jongeren nogal griezelige opvattingen hebben over poëzie. Dat een gedicht bijvoorbeeld alles mag betekenen. Dat songteksten altijd poëzie zijn, hoewel de meeste een slappe herkauwing van common sense zijn.
Met die laatste twee zinnen komt de aap wel een beetje uit de mouw. Hoezo zijn dat soort opvattingen “nogal griezelig”? Van gedichten genieten is kennelijk toch ook een kwestie van de juiste teksten (geen songteksten, alsjeblieft!) op de juiste manier (niet denken dat het alles mag betekenen, alsjeblieft!) lezen.
Het probleem is dan dat Deckwitz haar opstellen presenteert als een cursus, iets dat dat je moet leren, waar je je best voor moet doen, en waar je uiteindelijk voor een vaardigheidstoets voor kunt slagen. Terwijl zij dat uiteindelijk ook zelf niet lijkt te geloven.
Natuurlijk, je moet wel iets kunnen, als je gedichten wilt kunnen lezen. Maar wat dat kunnen vooral is: je openstellen voor de taal die je wordt aangeboden. Niet meteen op zoek gaan naar eenduidige betekenissen of vastgelegde afspraken over de vorm, maar accepteren wat je krijgt en proberen daar het eigen systeem in te ontdekken.
Dat is helemaal niet moeilijk. Je moet het alleen durven.
Ellen Deckwitz. Olijven moet je leren lezen. Een cursus genieten van poëzie. Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact, 2016. Bestelinformatie bij de uitgever.
Lucas zegt
Durven of interessant vinden? Zelfs met al het literatuuronderwjjs dat ik heb gehad, heeft poëzie nooit enige aantrekkingskracht voor me gehad. Kennis van hoe ik moet lezen is het probleem niet, en ik heb ook meer dan genoeg gelezen, maar er nooit ook maar iets zinnigs uitgehaald. Waarom moet iedereen poëzie interessant of leuk vinden?
Mient Adema zegt
Het is niet een kwestie van interessant of leuk moeten vinden, maar van dat mogen.
Liefde voor poëzie kan je niet afdwingen, maar die overkomt je. Ikzelf snap al dat gedicht ook niet altijd maar ben nogal gevoelig voor het ritme en laat me graag meeslepen in de fantasieën van de maker. Na het begrijpen van een gedicht heb je een geluksmoment.
Maar OK, er zijn nuchterder figuren.
Dan ga ik voor zo iemand staan om hem van mijn afwijking te overtuigen en kom bijvoorbeeld met de tekst van een 16e-eeuwse dichter aanzetten, die normaliter dagelijks de koeien melkt. Hij beschrijft hoe de zon haar weg gaat en hoe de natuur zich dan gedraagt. Die man denkt na en zegt dan, terwijl hij aan het personifiëren is van jewelste, “hoe rust het hangend loof der luisterende bomen?”
Ben je na zo’n regel met je verstand of met je gevoel bezig? Je ziet toch gewoon voor je wat er gebeurt en vraagt je toch niet echt af wat in zo’n vraag verscholen zit? Maar dit is slechts een voorbeeld van wat mooi horen, zien en voelen is.
Lucas Seuren zegt
Ik weet niet of ik mezelf als nuchterder zou omschrijven (ironisch of niet-ironisch). Maar ik moet bekennen dat ik weinig kan met de geciteerde zin. Mogelijk heb ik het gewoon niet in me om dergelijke kunst te waarderen; ik heb dezelfde ervaring van onbegrip bij bijvoorbeeld de Mattheüs Passion. Ben een keer gegaan, maar het deed zelfs met tekst en uitleg erbij gewoon niks.
Ik denk ook dat een pleidooi voor de muziek langs die lijn nergens op slaat omdat de muziek een veel te brede categorie is. Omdat mensen poëzie in mindere mate waarderen dan film ga je geen pleidooi voor het geschreven woord houden. Overigens zou het me niet verbazen als er pleidooien zijn voor subgenres binnen de muziek: opera, klassiek, e.d.