Door Leonie Cornips
Mijn jonge taalkundige collega aan de Universiteit Maastricht is van huis uit Duitstalig en heeft zich in een jaar tijd het Nederlands via intensieve cursussen eigen gemaakt. Zij maakt in tegenstelling tot vele van huis uit Nederlandstalige studenten geen spelfouten en zondigt niet tegen het kofschip. Het voltooid deelwoord in ‘Ze is verhuisd’ spelt ze correct met een d waar velen een t spellen. Ook haar luistervaardigheid en gesproken Nederlands is meer dan vloeiend. Alleen in haar uitspraak is nog een ietsepietsie Duits te horen. Ze bekende me laatst heel verdrietig dat ze in Maastricht opgehouden is met Nederlands te gebruiken omdat iedereen haar onmiddellijk in het Engels aanspreekt bij het horen van dat vleugje Duits. Zij is niet de enige die hierover klaagt. Zoveel mensen die graag het Nederlands willen leren, merken op dat zij niet de gelegenheid krijgen om het te oefenen. Zodra maar iets van een buitenlands maar dan wel Europees accent merkbaar is, switchen van huis uit Nederlandstaligen naar het Engels. Nederlands leren spreken is moeilijk omdat het bijna een geheimtaal is waar je als buitenstaander geen toegang toe krijgt. ‘Nederlanders spreken Engels met je in plaats van Nederlands’, roepen ze! Gek genoeg staat dat in schril contrast met de mening in Nederland dat mensen van buiten zo snel mogelijk Nederlands moeten leren.
Bij haar verhaal moest ik denken aan de zoveelste e-mail aan mijn adres die naar mijn mening een urgent probleem in Limburg verwoordt. Een mevrouw schrijft: ‘Graag zou ik willen weten of u weet of er een mogelijkheid is Limburgs te leren, van cd’s of anderszins, tijdens het autorijden? Ik begrijp dat u deze taal bestudeert, en omdat ik sinds 4 jaar in Limburg werk en Limburg erg lang is, dus veel autorijden betekent, stel ik deze vraag. Welk dialect kan me niet zo heel veel schelen, het mooist zou zijn van ergens in Midden-Limburg, maar ik kom overal. Ik heb het bij 2 heemkundige verenigingen gevraagd, maar daar kennen ze geen tools om zo met Limburgs aan de slag te gaan. Het zou mooi zijn als u wel mogelijkheden kent.’ Ik heb haar en vele anderen die mij dezelfde vraag stellen, moeten schrijven dat die mogelijkheden er (nog) niet zijn.
Hoe komt het dat er zoveel cursussen zijn die het schrijven van de diverse dialecten in Limburg beogen maar niet het spreken ervan? Het is duidelijk dat je pas kan leren schrijven als je het dialect ook op de een of andere manier kan spreken. Natuurlijk, schrijven van een dialect is zeker belangrijk. Het idee bestaat dat codificeringsinstrumenten als woordenboeken, spellingsregels en grammatica’s de status van een dialect zoals van iedere taal verhogen. Toch is de mondelinge doorgifte van een dialect nóg belangrijker dan het schrijven ervan. Anders verwordt het Limburgs van nu tot het dode Latijn in de toekomst. Het dialect valt te schrijven, te lezen en te onderwijzen maar niemand spreekt het nog.
Vaak krijg ik van mensen te horen dat een dialect in Limburg niet te leren is omdat de uitspraak ervan zo genuanceerd en moeilijk zou zijn. Mijn jonge collega in Amsterdam die het Maastrichts wil leren, heeft in geen tijd het Koreaans bemachtigd voor een eerder onderzoek. Het Koreaans is geen toontaal maar toch. Als we zoiets moeilijks als Chinees (toontaal) en Russisch (naamvallen) kunnen leren waarom zou dat voor een dialect in Limburg niet mogelijk zijn? Ik stel maar even een vraag. Het zal toch niet zijn dat het gesproken Limburgs, net als het Nederlands, iets voor ‘onder ons’ is, een geheimtaal bijna, waar je anderen niet in toelaat?
Marcel Plaatsman zegt
Ik kan me wel voorstellen dat dialectsprekers nóg gevoeliger reageren op een kleine afwijking, een licht accent. Men is eenvoudigweg niet gewend dat die taal door buitenstaanders gesproken wordt, je hoort haar altijd met hetzelfde accent, meestal ook met dezelfde stemmen (het is een taal die vooral in kleine kring gesproken wordt). De chauffeur die een Midden-Limburgs dialect hoopt te leren zal daar in Zuid- en Noord-Limburg waarschijnlijk al verder mee komen dan in Midden-Limburg zelf, waar hij direct “door de mand valt”(alsof het iets ergs is) door een licht accent dat men verder weg minder goed kan detecteren.
Treurig trouwens dat Nederlanders op een Duits accent met Éngels reageren. Het is steeds droeviger gesteld met de kennis van het Duits, blijkbaar. Zeker in Maastricht is dat een vorm van economische zelfkastijding.
Leonie Cornips zegt
Een heel interessante gedachte dat je beter het dialect van een andere plek kan leren omdat dialectsprekers nog gevoeliger reageren op klankvariaties. Dank voor deze gedachte. Inderdaad, is het zeer vreemd dat in Maastricht – waar iedereen toch makkelijk Duits kan spreken – toch naar het Engels grijpt. Misschien invloed van de studenten van de UM.
Gaston zegt
In Maastricht wordt mijn niet-Maastrichtse Limburgs niet geaccepteerd, terwijl ik een niet al te afwijkend dialect spreek; geen Kerkraads of zo. In Maastrichtse winkels krijg ik drie op de vier keer antwoord in het Nederlands. Op een dag zal dat wel Engels worden… 😉
Leonie Cornips zegt
Ja dat zegt praktisch iedereen. Of je Roermonds, Heerlens of Sittards spreekt, er wordt geswitched naar het Nederlands in het algemeen.
Gaston zegt
Troostrijk om te weten… Maar toch blij dat ik er niet meer zo vaak kom!
Frans Daems zegt
Twee opmerkingen.
Dat uw jonge Duitse collega-neerlandica werkwoorden perfect spelt, in tegenstelling tot veel Nederlandstaligen, hoeft niet te verwonderen. Anderstaligen blijven werkwoorden lange tijd vooral regelgestuurd spellen. Bij homofone werkwoordvormen met twee verschillende spellingen speelt bij Nederlandstaligen daarentegen het frequentie-effect. Doordat bijvoorbeeld ‘betaald’ ongeveer tweemaal vaker geschreven wordt dan ‘betaalt’, dringt ons geheugen ons automatisch de eerste vorm op nog voor we de kans hebben gehad door regeltoepassing tot de tweede vorm te komen. Als een anderstalige lang genoeg Nederlands schrijft, wordt de kans op foute werkwoordvormen door het frequentie-effect ook groter.
Wat het paar ‘verhuisd’-‘verhuist’ betreft, zou ik daarentegen verwachten dat Nederlandstaligen ‘ze is verhuisd’ meestal wel correct zullen spellen, maar daarentegen wel eens ‘ze verhuisd’ schrijven omdat de vorm met d juist aanzienlijk frequenter is dan die met t.
Als autochtone Vlaams-Brabantse moedertaalspreker van het Nederlands, en neerlandicus, valt het me telkens weer op als Nederlanders me in een winkel of restaurant (bijvoorbeeld in Leiden of Utrecht) een dienst menen te bewijzen door naar het Engels over te schakelen. Uw Duitse collega staat niet alleen met haar ervaring in Maastricht.
Leonie Cornips zegt
Ik heb inmiddels begrepen dat heel veel mensen dit overkomt!
HC zegt
Interessante column, daar niet van, maar waarom – alweer – eerst kijken naar iemands dt-vaardigheden om haar kennis van het Nederlands in de verf te zetten? Wellicht bedoel je het allemaal niet zo absoluut als ik het hier – for the sake of the argument – opvat, maar ik wil “the argument” toch even kwijt. Met name, de eeuwige clichés blijven het doen: je taal kennen, is kunnen spellen, m.b. (en soms uitsluitend) geen dt-fouten schrijven, jongeren (studenten) schrijven nu schabouwelijk veel dt-fouten, zo veel meer dan vroeger, etc. In werkelijkheid is er geen deftig onderzoek dat een en ander écht hard maakt, maar de persoonlijke emoties van “ik schrijf geen dt-fouten”-adepten die 1) wel dt-fouten schrijven (zoals iedereen dat wel eens doet) en 2) doorgaans een resem andere spelfouten maken, zorgen ervoor dat het cliché voor opperste en onbetwijfelbare waarheid almaar nadrukkelijker verkondigd wordt.
Taal is zoveel meer dan spellen, en onze overgevoeligheid voor dt-fouten (van anderen, meestal) en het “sociale gewicht” dat we eraan toekennen, is niet zinnig maar zielig. Wat geen pleidooi is voor schrijf-maar-raak, uiteraard, wel om de “relativiteit der dingen” niet uit het oog te verliezen.
Leonie Cornips zegt
Beste HC,
Inderdaad had ik die ‘dt’ wellicht beter weg kunnen laten nu ik je reactie lees. De ‘dt’ heb ik erin gezet om te laten zien hoe zeer mijn jonge collega in het leren van Nederlands geinvesteerd heeft, zo zeer zelfs dat ze menig student van mij voorbij gestreefd is. Maar dat helpt dus niets als niemand Nederlands met je wil spreken.
Er kan dan geen onderzoek zijn naar het schrijven van ‘dt’ maar als ervaringsdeskundige op het nakijken van studenten scripties en teksten in de publieke ruimte in Amsterdam geeft wel te denken. Maar ik wilde zeker niet bevestigen dat ‘je taal kennen, is dt kennen’ maar onbewust heb ik wel ingespeeld op dit cliche naar mijn lezers toe.